De voorbije drie dagen resideerden we in Parijs voor het Europese feestje van het invloedrijke webzine Pitchfork. Op de planning stonden optredens van een heleboel muzikale smaakmakers verdeeld over twee alternerend geprogrammeerde podia.
Donderdag
Omdat onze bus richting Parijs maar liefst drie uur vertraging had, konden we de Grande Halle pas betreden rond half tien, wanneer Mount Kimbie bezig was met zijn door post-rock geïnspireerde elektronica op grote schaal ten berde te brengen. Het kon ons slechts bij momenten meesleuren, maar misschien was dat wel omdat we het begin van de set misten.
Op naar Darkside dan, het terecht gehypete project van Dave Harrington en Nicolas Jaar. Donderdagavond stelde het duo echter teleur tijdens hun set op de Pink Stage. Het tweetal leek bij aanvang nog de spanning op te willen bouwen, maar belandde al snel in een doodlopend straatje. We konden enkel geboeid worden op de schaarse momenten – zeg maar tijdens de hits ‘Paper Trails’ en ‘Golden Arrow’ – wanneer Jaar diepe bassen liet kletteren en zijn kameraad kenmerkende gitaaruithalen ten gehore bracht. Voorts kabbelde de show al te vaak.
Vervolgens mocht The Haxan Cloak aan de andere kant van de gigantische hal aantreden. Hoewel zijn laatste plaat bijzonder goed onthaald werd door Pitchfork, konden we na Darksides optreden toch gemakkelijk doorlopen naar de eerste rijen. Kunnen we ook wel begrijpen, want ’s mans muziek is allesbehalve toegankelijk. Hoewel de late programmatie de producer ten goede kwam, was het wel nog de vraag hoeveel impact zijn set zou verliezen in een grote zaal, voor een festivalpubliek en zonder visuals. Dat viel eigenlijk nog mee, al ergerden we ons blauw aan rumoerige omstaanders. The Haxan Cloak herinnerde er ons met zijn dreunende, industriële en ronduit schrikwekkende set weer aan dat lelijk en slecht geen synoniemen hoeven te zijn.
Tot slot beëindigden we de veel te korte festivaldag met het geanticipeerde optreden van The Knife. Wie gaat kijken naar hun Shaking The Habitual show weet ondertussen wel waar ‘ie aan toe is: een ongekend dansspektakel met weinig livemuziek. Ons viel vooral het contrast op tussen de harde, koele plaat en de vrolijke sfeer tijdens het optreden. Daar bevindt zich ook onze enige kritiek op de set van gisteren: vaak mocht het er nog iets scherper en donkerder aan toe gaan. Daarnaast bedachten we ons dat de act door z’n amusementswaarde in het echt wel meer te bieden heeft dan menig andere groep. We amuseerden ons in ieder geval te pletter met het hele festijn en zagen iedereen rond ons de meest absurde dansjes uit de benen schudden. Missie geslaagd dus voor het Zweedse duo dat met z’n controversiële show toch de perfecte headliner voor dit festival bleek.
Vrijdag
Nadat we op een hele dag ongeveer alle monumenten van Parijs bezocht hadden, persten we met onze laatste energie nog een spurtje uit de benen naar La Grande Halle. Warpaint werd daar immers enorm vroeg het podium op gestuurd voor een set van slechts zeven songs. De groep moest duidelijk even op gang komen, want de eerste nummers werden, hoewel ze degelijk waren, statisch en ongeïnspireerd gebracht. Vanaf het strak gespeelde ‘Undertow’ kwamen de meisjes evenwel op dreef en betoverden ze ons met het nieuwe ‘To Love Is To Die’ en de fantastische afsluiter ‘Elephant’. Mits een betere start en dito programmatie had dit wel eens het optreden van de dag kunnen zijn.
Daarna mocht Colin Stetson zijn kunsten komen tonen. De Amerikaan heeft niet meer dan twee saxofoons nodig om zijn mooie liedjes over te brengen en bij gevolg was het podium vrijwel leeg. Dat zorgde ervoor, in combinatie met het gebrek aan zang, dat het optreden slechts matig kon boeien. We besloten dan ook – met Stetsons warme klanken op de achtergrond – een kijkje te nemen op de balkons, waar je platen kon aanschaffen op de Rough Trade-stand, je dressoir kon uitbreiden met hippe kledij en een hapje kon eten op z’n Frans.
Vervolgens was het de beurt aan de Zweedse folkies van Junip om de harten van de massa te verwarmen. De groep heeft met zanger Jose Gonzalez natuurlijk een grote troef, omdat diens stem zo zacht is als een fleecedekentje. De band moet er dan weer wel voor uitkijken dat hun stroperige songs de toerhoorder niet in slaap wiegen. Het ontbrak het talrijke gezelschap vrijdagavond namelijk aan een flinke dosis pit.
Aan de overkant kreeg het Australische duo Jagwar Ma de kans om ons te overtuigen van hun door The Stone Roses beïnvloede dansrock. Dat lukte aardig met een set die vooral in de tweede helft het publiek aan het dansen kreeg dankzij enkele onweerstaanbare hits. Af en toe bleef het tweetal wel ergens hangen tussen beat en gitaar waar ze beter een keuze zouden maken, maar over het algemeen kunnen we spreken van een geslaagd optreden. De twee frontmannen toonden zich overigens geslaagde performers door hun aanstekelijke enthousiasme.
Snel naar de Pink Stage dan voor de verschijning van de excentrieke Connan Mockasin die Deerhunter kwam vervangen. De Nieuw-Zeelander maakte zoals steeds een verwarde indruk en vroeg het publiek om met de vingers te knippen in plaats van te applaudisseren. Verder wist hij voor een keer de vaart in zijn set te houden en voerde de groep geen show op zoals ze bijvoorbeeld eerder dit jaar wel deden in de Botanique. Qua muziek zat het dan weer wel snor. Mockasins riedeltjes mochten weer eindeloos blijven voortgaan, zijn tempowisselingen maakten het optreden boeiend en de twee nieuwe nummers deden ons geloven dat de Kiwi zijn tweede plaat misschien nog wel beter is dan ‘Forever Dolphin Love’. Het titelnummer van dat album vormde trouwens het hoogtepunt van de set, samen met de daaropvolgende oorwurm ‘I Wanna Roll With You’, waarvoor Connan het hele publiek letterlijk op zijn zitvlak kreeg.
Na een pittige performance van Danny Brown, mochten de Pitchforklievelingetjes Disclosure de dag afsluiten. De broertjes brachten eerder dit jaar hun debuutplaat ‘Settle’ uit en je kan je dus afvragen of zo’n headlineslot niet voorbarig is. Het antwoord op die vraag bleek tweeledig. Langs de ene kant zagen we niet eerder zo veel volk samen voor het podium van de Pink Stage. De Britten brachten bovendien een mooie show die duidelijk geschikt was voor grotere zalen en de nodige hits bevatte om alle handen in de lucht te krijgen. Langs de andere kant moest Disclosure een uur en twintig minuten zien te vullen en hadden ze daar niet voldoende overtuigend materiaal voor. Het gevolg daarvan was dat de eerste helft van de set moeilijk kon boeien. Verder klonken de songs exact hetzelfde als op het album en mogen de jongens ook werk maken van betere bindteksten.
Vrijdag kochten we ook nog een ticket voor de afterparty in het nabijgelegen, gezellige zaaltje Le Trabendo waar Jon Hopkins een dj-set kwam spelen, die we voor geen geld van de wereld wilden missen. De ex-Coldplayproducer speelde veel materiaal uit zijn laatste, meer dan geweldige album ‘Immunity’ en wist zo de aanwezige fans, waaronder onderstaande, helemaal in de zevende hemel te krijgen. De rauwe techno die hij daarnaast draaide, werd eveneens laaiend enthousiast onthaald. Kortom: in de ideale wereld zou elke avond afgesloten worden met een streepje Jon Hopkins.
Zaterdag
Voor de Green Stage startten we onze laatste festivaldag met een optreden van het Canadese Majical Cloudz, dat nog nooit voor zo’n groot publiek gespeeld had. Frontman Devon Welsh won de sympathie van de festivalbezoekers door middel van z’n stuntelige bindteksten en maakte dan weer indruk met z’n prachtige zang die in context van de verstilde producties goed uit de verf kwam. De show werd afgesloten met het zielknijpende ‘Bugs Don’t Buzz’ dat kippenvel op onze armen toverde en de ultieme kers op de taart bleek; mooie opener van een fraaie dag.
Met ingehouden adem gingen we vervolgens naar Sky Ferreira, van wie we de livecapaciteiten niet goed konden inschatten. Nochtans bleek haar optreden goed mee te vallen, zeker nadat de Amerikaanse na enkele nummers haar zwarte pruik en zonnebril af deed en daarmee qua show overschakelde van wannabe rockchick naar uiterst bekoorlijke popster. Verder konden de gitaarsongs in het begin eveneens maar matig interesseren en waren het gladde nummers als ‘Everything Is Embarrassing’ en ‘Heavy Metal Heart’ die haar een positief rapport bezorgden.
Op Werchter oogde Youth Lagoons Trevor Powers als een kluizenaar die voor het eerst weer buiten kwam na enkele jaren van afzondering. De omstandigheden zaten dan ook niet mee en de gebrachte vertoning was daardoor dunnetjes. Op het Pitchfork Festival werd de man echter als grote held onthaald en speelde hij een optreden dat ons nog lang zal bijblijven. De songs vanop zijn tweede album ‘Wondrous Bughouse’ zijn minder intiem en bijgevolg beter geschikt voor een podium als de Green Stage. Bovendien werden ze dankzij een strakke begeleidingsband sterk gespeeld, zonder de speelse fantasie te verliezen die de nummers zo speciaal maakt. Daarnaast klonken de oude liedjes eveneens krachtiger, maar werd ook daar de oorspronkelijke melancholie behouden. Verder was het geheel tot in de puntjes uitgewerkt met een prachtige lichtshow, een uitstekende performance en intrigerende ambientstukjes om de songs aan mekaar te knopen.
Aan de andere kant van La Grande Halle kwam Baths zijn laatste album ‘Obsidian’ voorstellen. Daarvoor had de Amerikaanse producer een manusje van alles meegebracht die hem kon helpen wanneer nodig. Het optreden zelf was één van de meest experimentele shows die we tijdens het festival zagen. Wiesenfeld schrikte er namelijk niet voor terug om harde, tegendraadse bassen door de boxen te laten knallen en die bijvoorbeeld te onderbreken voor een kinderleuk deuntje. Daardoor boeide het optreden de hele tijd. Voorts kon de show ook beklijven, vooral dankzij Baths’ mooie falsetto die bij momenten oversloeg in geschreeuw om de dramatische muziek meer kracht bij te zetten. Na een uitstekende set sloot de Amerikaan nog af met het waanzinnige ‘No Eyes’, ongetwijfeld onze vijf favoriete minuten van het festival en ook de ultieme reden om in de Botanique nog eens te gaan kijken.
We hadden het al gelezen, probeerden het zelfs al met zijn album, maar kunnen nu pas officieel bevestigen: Omar – popsterren dragen ook binnen een zonnebril – Souleyman is de verlosser van al je problemen. Vanaf minuut één had de Syriër ons in zijn greep met extatische, Arabische raveriedeltjes die zelfs de meest vermoeide festivalgangers weer aan het dansen kregen. Hoewel meer diversiteit absoluut mogelijk was, wist de beatbakker perfect welke dabkeklanken hij moest bovenhalen om pure euforie te creëren. Daarnaast was ook Souleymans performance opmerkelijk. De publieksmenner gedroeg zich alsof het another day at the office was en schakelde koelbloedig over tussen zingen, handen flapperen en met de beat mee klappen. Samengevat: het was een optreden om niet snel te vergeten.
Na een hapje gegeten te hebben, keerden we terug naar de Green Stage voor het optreden van Panda Bear, de drummer van Animal Collective, het brein achter ‘Merriweather Post Pavilion’ en de maker van minstens één legendarische plaat (‘Person Pitch’). Zaterdag experimenteerde de Amerikaan naar hartenlust met soms bevreemdende, maar immer geestverruimende samples. Het resultaat was een set die bij momenten geweldig en vooruitstrevend was, maar op andere ogenblikken evenzeer kabbelde en ons op onze honger liet zitten. Mogelijk hadden enkele bekende songs de vertoning wel kunnen opfleuren.
Opmerkelijk was dat ook op zaterdagavond voor een dansact, in de vorm van Hot Chip, werd gekozen om het festival te headlinen. Het vrolijke zevental leek te barsten van energie en vuurde vrolijk de ene kneiter na de andere af. Dat kon het publiek wel bekoren en zo ontstond er een uitzinnige sfeer die deed denken aan Omar Souleymans show eerder op de avond. De kolkende massa werd bovendien, om even te bekomen, nog getrakteerd op een rustig liedje waarvoor meneer en mevrouw Yo La Tengo even terug het podium op kwamen. Zo werd het mooie festival op geslaagde wijze afgesloten en keerden wij meer dan tevreden weer huiswaarts.