Met de snelheid van een straaljager raast Humo’s Rock Rally door de editie van 2014. De afgelopen weekends mochten al zestig acts hun beste kunstjes tonen. In Nijdrop kwamen de volgende tien gegadigden aan bod.
Verslag Jens Van Lathem, foto’s Xavier Marquis
Ze zeggen dat muziek in sommige mensen iets losmaakt. True Zebra is daar een lichtend voorbeeld van. Lijkt Kevin Strauwen tussen de nummers door eerder verlegen, dan springt hij tijdens zijn harde, donkere electro en industriële beats als een duiveltje uit een doosje en vult hij op z’n eentje zonder probleem het hele podium. De vocalen zijn eens bezwerend, dan weer knauwen ze zich opnieuw en opnieuw door een oneliner als “imagine the shame” waarmee een heel lied van tekst en uitleg wordt voorzien. De donderende bassen en vooral de synths die in het derde nummer door merg en been snijden bewijzen dat deze soloartiest niet veel zin heeft om compromissen te sluiten. En gelijk heeft hij.
Javan Rhino is zo’n naam die Joke Schauvliege nooit ofte nimmer foutloos over haar lippen krijgt, en voor dit entertainment alleen al wensen we hun elke Vlaamse cultuurprijs toe. Tijdens het eerste nummer doen ze ons met hun punkerige strofes en wijde refreinen vooral denken aan een rechttoe rechtaan versie van We Are Scientists. De melodieën hangen met een los draadje aan mekaar zoals alleen Pavement dat kan. Maar dan loopt het fout. Als er meer subtiel gitaarspel wordt geïntroduceerd zakt de set en het tempo als een pudding ineen. Daarna valt vooral de schijnbaar grote gelatenheid op. Joke, deze keer ben je eraan ontsnapt.
De prijs voor grootste vetkuif van de avond gaat naar de gitarist van de volgende band. De man bracht ook zijn dochter mee om samen met zijn rockabilly- en countryvrienden Crystal & Runnin’ Wild te vormen. Het wordt een fijne mix tussen San Quentin en Jailhouse Rock, waarbij de ervaren mannen alles kapot spelen en Crystal ondertussen een ijskoningin blijft en een degelijke June Carter neerzet. De fotografen worden elke seconde van de set verwend met de capriolen van het viertal, maar de samenzang in het laatste nummer met de drummer met de cowboyhoed bewijst dat muzikaal ook alles snor zit.
De triphop van Lao op plaat wordt live vervangen door een akoestische set met gitaar en contrabas. Zangeres Laura Vanderelst zingt zodanig perfect dat het weer mechanisch wordt en ondertussen proberen de gezeten mannen haar vooral niet in de weg te lopen. Soms vangen we een wat tegendraads ritme op of een solo van een seconde of vier. Het Franse nummer is ook wel een aardige variatie, maar nooit kan het trio ons echt overtuigen. Pas naar het einde toe krijgen we wat meer emotionele stembanden te horen. Tegen dan is het spijtig genoeg al te laat.
Teens, Right? doet ons terugdenken aan die avond dat wij Casiotone for the Painfully Alone aan het werk zagen en dachten nooit meer die wiegende je ne sais quoi terug te zullen vinden. Pieter Serkeyn heeft het allemaal. Wij denken dat het hem stiekem niet kan schelen wat zijn groep uitspookt met alternatieve pop, zolang hij maar met die gezapig sarcastische stem commentaar kan leveren op het gebeuren dat zijn leven is. Helaas kan zelfs het laatste meer uptempo nummer ons niet wekken. We durven grif toegeven dat het misschien allemaal wat te intelligent is voor ons. Typisch tieners denkt hij nu vast.
Nijdrop heeft niet genoeg microfoons en dus moeten de jongens van Young Nation 01 delen. Met acht beklimmen ze het podium en starten ze een hiphopfeestje in het Nederlands en Engels. De raps gaan soms verloren door de chaos die op het podium heerst en hun beats en samples kunnen niet tippen aan andere moderne hiphop als Earl Sweatshirt of Joey Bada$$. Toch kan het ons smaken, want de kerels rappen niet over hun leven als gangster maar eerder over Jan Vertonghen en Boma en hun plezier daarbij werkt aanstekelijk. Verder willen wij ode brengen aan een hilarische rhyme zoals alleen Young Nation die kan schrijven: “je liedjes zijn zoals de pussy van je dikke oma / fucking vies / en ik wil er niet in komen”.
No Angry Young Man had geen groter contrast kunnen zijn: zes volwassen mannen in pak die extreem statische tegelplakkers spelen. Ondanks interessante instrumenten als trombone en cello kan de groep niet lang boeien. Wanneer de piano en cello mekaar opzoeken voor de intro van het tweede nummer zorgt dat voor postklassiek zoals alleen Max Richter dat kan, maar de pathetiek van de frontman weegt als een zwaar anker op het tempo van de band. Als de groep als afsluiter nog wat noise en feedback creëert, komt dat na al die bombast wel heel ongeloofwaardig over. No Angry Young Man heeft als je naar hun carrière kijkt eigenlijk als niets meer te bewijzen op een wedstrijd als de Rock Rally, maar met deze muziek raken ze ook nooit verder dan Radio 2.
High Hi wordt de verrassing van de avond. Het trio begon naar eigen zeggen als poprockband en heeft duidelijk al een lange weg afgelegd. Ze openen hun set met een verschroeiende quasi-instrumental in de stijl van de punk van Cloud Nothings om die dan helemaal open te trekken met de openbarende verdubbelde stem van de zangeres en gitariste. De drummer mept zich het snot voor de ogen en ook de bassist doet aardig mee. Daarna sluipt er meer pop in de set, waardoor het geheel begint te neigen naar The Subways of Blood Red Shoes. Dat is ook best wel hard, maar toch al iets zachter gekookt en dat ligt vooral aan de vocalen die een te brave begeleiding zijn bij al dat geweld op de instrumenten. Wij blijven vooral natrillen van die opener en hopen de band snel terug te zien.
Dashbox waagt zich tien minuten lang aan een soort electrorock aangevuld met Kraftwerkstemmen die nergens heengaat en die nooit blijft hangen. De groep, die ons vaag doet denken aan Montevideo, is het muzikale equivalent van een lopende band waarin enkel futuristen schoonheid zien. Tot die ene riff op de proppen komt op het einde van het tweede nummer. Wij spitsen onze oren en horen opeens funk vermengd met postpunk, een combinatie die ook in het geweldige derde lied aan bod komt en die zo op een Belpop-cd kan staan pronken. Vijf minuten genialiteit tegenover tien minuten moordende saaiheid, wij vrezen dat je daar toch niets mee koopt.
Sea Peoples mag de keet sluiten, de stoelen op tafel zetten en onze oren nog eens een goede poetsbeurt geven. Ze spelen vrolijke deuntjes ergens tussen Crystal Fighters en Beach House en komen daarmee op het einde van de avond stevig voor de dag. Als ze iets doen, dan menen ze het ook. Het eerste nummer ademt echt zomer uit en op de andere twee worden we getrakteerd op zulke stevige synthgolven dat heel de zaal nat is. De scherpe gitaar steekt daar bovenuit als ongrijpbare reddingsboeien. Tot slot is ook hun melodische gevoeligheid sterk, waardoor hun songs tegelijk geloofwaardig zijn als popnummers en als nichewerkjes.