Eigenlijk waren het allemaal winnaars gisteren in Het Depot te Leuven. De finalisten van Rockvonk 2013 krijgen de komende twee jaar nog begeleiding en hulp, bijvoorbeeld in de vorm van een busje dat ze mogen gebruiken om zichzelf en hun materiaal op concerten te krijgen. Het ging dus vooral om de eer van het winnen, en misschien ook wel de geld- en materiaalprijzen die vanaf plaats drie exponentieel groter werden. Vlaams-Brabant heeft duidelijk geen last van bloedarmoede. In ieder geval stonden de artiesten elk in hun eigen genre op een hoog niveau, waardoor wij voor één keer geen spijt hadden niet in de jury te zetelen. Zoals op alle andere provinciale concours was Indiestyle aanwezig, hieronder lees je ons verslag.
Verslag Jens Van Lathem, foto’s Christel Schoepen
Esther en Fatou beten de spits af en deden dat met vrouwelijke folk. Ze laten pioniers als Linda Perhacs en Sibylle Baier grotendeels achterwege en concentreren zich op de modernere varianten als First Aid Kit en Mariee Sioux. Tot zover de referenties, want de twee meisjes weten al perfect zelf hoe ze hun songs met enkel wat percussie karakter kunnen geven. De subtiele verschillen in zang- en gitaarriedels geven je het gevoel binnen een nummer nooit twee identieke refreinen of strofes te horen. In hun werk streven Esther en Fatou ook naar diversiteit, zo mocht de uitstap naar country waarin de twee hun innerlijke June Carter bovenhalen op veel bijval rekenen. Het schuurt enkel nog als beide meiden een hoofdrol willen spelen. Het zwaardere timbre van Esther past namelijk niet helemaal bij het scherpere van Fatou, maar gelukkig stelt Esther zich meestal tevreden met een Oscar voor beste bijrol. Wij zijn allang blij dat Esther en Fatou zich niet hebben laten verleiden om extra muzikanten op het podium te zetten om op te vallen, ze hebben die kracht meer dan voldoende in zichzelf gevonden.
Sea Peoples hadden duidelijk ook geen moeite om een gevarieerde set te spelen. De groep liet hun eerste twee nummers drijven op synths en beats die je eerder van Flying Lotus of Bonobo zou verwachten, om dan de neus compleet de andere richting op te draaien en een paar introverte interpretaties van Vampire Weekend en The Drums te spelen. Elk moment verwacht je een wilde dans te mogen beginnen, maar uiteindelijk blijf je toch gewoon weemoedig meeknikken. Spijtig genoeg weet de band zelf nog niet wat voor soort stem ze daar op willen plakken. Soms proberen ze met een vrouwen- en mannenstem iets mystieks, soms mag de zanger een breekbare maar vooral wankele poging doen. Als het gezelschap hun prestaties op gebied van vocalen van vervelend naar verdraagzaam tilt, maken ze zonder moeite een plaat van het jaar. 2014 wordt hopelijk dat jaar voor Sea Peoples.
Pas bij ShyLips kregen we het eerste volwaardige drumstel te horen, want dat is uiteraard een must bij hardrock. De jongens brachten in hun volledige set slechts één gitaarsolo en focussen vooral op de ritmiek. De invloed van Balthazar hoor je vooral in hoe de band tegendraads van het ene akkoord naar het andere springt en ook de zanger zoekt naar die onvoorspelbare intonatie. Het enthousiaste gebruik van het stembereik van die laatste geeft elk nummer iets episch, een soort garagerockversie van The Who. Wij waren vooral verbaasd toen het optreden te snel voorbij leek te zijn. De hele zachte tweede leek gewoon een intro voor het rockende laatste en zo werd het publiek op snelheid gepakt. Van de reportage op ROBtv leerden we dat de eerste inspiratie voor de groep Pink Floyd was en wij geven hen de raad vooral die invloed terug op te zoeken. Van ShyLips zouden we dertig ideeën in vier minuten tolereren dus dat godsgeschenk moeten ze absoluut gebruiken.
Heeft iemand zich ooit afgevraagd hoe de Arctic Monkeys zullen klinken als ze nog tien jaar de ingeslagen weg blijven volgen? Five Days is daar het antwoord op. De bassist heeft zich de stompers van ‘AM’ volledig eigen gemaakt en de twee andere muzikanten smeren daar synths, gitaren en beats over die zo op ‘FutureSex/LoveSounds’ passen. Nog even liet de band ons in de waan door het eerste lied te beëindigen met een samenzang die naar Fleet Foxes neigde, maar op de volgende nummers werd de vocoder bovengehaald waardoor wij visioenen van Drake en consorten kregen. Maar goed, het trio bracht dat alles met een naturel en technische finesse die zelfs bij professionele artiesten niet altijd vanzelfsprekend is en dus kon geen enkele objectieve waarnemer gisteren Five Days als banaal afdoen.
Barefoot & The Shoes maakten hun naam meer dan waar: frontman Brent kwam blootvoets het podium op en de andere jongens hadden bijgevolg schoenen aan. De groep was ook diegene die onze voorbeschouwing het meest als onwaar bewees. Meteen bleek de band de perfecte tegenpool voor de verhalenwaterval die Brent is. In het eerste nummer brachten ze een blues die alles dekte van Robert Johnson langs Eric Clapton tot Seasick Steve. Daarna werd het americana in galop, of kon je de meer dan aanwezige zanger neutraliseren door te luisteren naar een groovend basloopje of de tegenzang van de gitarist. Niet dat we iets tegen de blootvoetse jongen hebben, ook hij overtuigde ons live meer dan op plaat met zijn Bijbelse westernverhalen over gebroken mannen die hun paard zadelen en naar de einder rijden. Barefoot & The Shoes klinken misschien te langdradig voor de radio, maar hopelijk verdienen ze op een dag genoeg geld om die jongeman een paar schoenen te kopen.
Fools & Dirty Lovers was dan weer de band die op het podium het meest aan mekaar plakte en elkaar geen verkeerde noot voor de voeten legde. Dat het allemaal wat teveel klinkt als The National en London Grammar kon in het begin niet deren. De onderhuidse spanning die de groep in het eerste nummer opbouwde voerde ons naar het puntje van onze stoel en toen in de climax het mes die spanning kwam wegsnijden, veerden we bijna recht om de muzikanten luidkeels naar de finish te schreeuwen. Het grootste lichtpunt is de stem van de frontvrouw die volwassen overkomt zonder in te boeten aan naïviteit en die het hele project een niveau of twee hoger tilt. Maar het tekort aan originaliteit werd op het einde een gewicht dat zelfs zij niet meer kon dragen. Toen de jongens voor een afsluitende jam alleen werden achtergelaten, ontploften ze in een rauwe doodsstrijd, misschien ligt daar de sleutel om zich bij toekomstige songs te onderscheiden van de massa.
De afsluitende eer was voor PolarJacket. De vier verrasten met een sterk funkbegin maar schakelden snel over naar een stadionrefrein. Die tegenstelling kon je in hun hele set vinden, het gezelschap gaat op zoek naar scherpere strofes maar laat zich in het refrein altijd verleiden door voor zich te kijken en te doen alsof de Wembley Arena hen toejuicht. Ze kunnen het gewoon niet onder stoelen of banken steken, elk nummer opnieuw vinden we hun liefde voor de laatste generatie stadionbands terug. Alle riffs van Muse en U2 werden gerecycleerd, net als de “oehs” van Coldplay en daarbovenop vult de groep elke song met vooropgenomen synths, ongetwijfeld zodat de laatste rij twee kilometer verder ook een vol geluid mag ervaren. Wij waren nog onder de indruk van de kathedraalstem van de zanger die ons deed denken aan Jasper Steverlinck, maar PolarJacket heeft volgens ons geen oorwurmen die ook vijanden van het genre ’s nachts wakker houden.
Na de compromisloze garagerock van The DeVilles, winnaars van Rockvonk 2011, was het tijd voor de prijsuitreiking. Esther & Fatou kregen de publieksprijs van hun talrijk opgekomen fans en ook de derde plaats van de jury. Barefoot & The Shoes eindigden op de tweede plaats. Het goud ging naar Five Days.