Ongeveer op hetzelfde moment dat de Nederlanders op het EK voetbal spartelen om niet kopje onder te gaan in de groep des doods, bewijzen The Afghan Whigs in Brussel dat ze opnieuw springlevend zijn. Hun reünie bracht hen naar het Koninklijk Circus, een zaal die het verleden ademt en baadt in een atmosfeer van voorbije grandeur. Toevallig of niet speelt de belichting die de band constant in een soort onaards gekleurde mist laat vertoeven hier helemaal op in. Gecombineerd met de gesampelde intro van het livegebeuren voelen we ons langzaam meegetrokken worden in een droomwereld waar voetbal niet bestaat en hogere machten aan het werk zijn dan politiek en economie. In dit Lynchiaanse decor komt de donkere soul kant van The Afghan Whigs quasi perfect tot haar recht.
Verslag Pieter Malliet, foto’s Pieter Verhaeghe
We krijgen een band te zien die heel goed weet waar ze mee bezig is, en de sfeer in de zaal helemaal naar haar hand zet. Al snel wordt duidelijk dat ze niet gekomen zijn om gratuit wat nummers waarvan ze weten dat ze zullen aanslaan, op een hoop te smijten. De opbouw van de set is weldoordacht, om een steriele indruk te vermijden wijken de songs voldoende af van de studioversies, met gitaarsolo’s wordt spaarzaam omgesprongen, zodat ze er des te sterker kunnen uitschieten, en frontman Greg Dulli zoekt en vindt een beheerst contact met het publiek. The Afghan Whigs slaan en zalven. Gejaagde gitaren en donderende drums krijgen tegengewicht van weemoedige cello- en vioolpartijen. Opzwepende rocksongs als ‘Going to Town’ en ‘My Enemy’ vinden hun plaats naast een ballade als ‘When We Two Parted.’ Ze beroeren een heel spectrum aan emoties gaande van furieus en drammend, over ingetogen en breekbaar tot zelfs frivool en dartel. Op een speelse manier incorporeren ze flarden van klassiekers als ‘The Letter’ (The Box Tops) en ‘I Was Made For Loving You’ (Kiss) in hun set.
Spilfiguur Greg Dulli maakt een frissere en kwiekere verschijning dan de laatste keer dat we hem zagen toen hij op zijn microfoonstatief een asbak en drankhouder had laten monteren. Hoewel hij wel een kilo of tien vermagerd lijkt, klinkt zijn stem nog steeds soepel en krachtig alsof ze goed in de olie ligt. Zowel bij de zachtere, bij momenten haast gecroonde zangpartijen, als bij zijn door merg en been snijdende oerschreeuw, komt zijn inktzwarte timbre dat herinneringen oproept aan Marvin Gaye en Otis Redding, er volledig door. Geheel in lijn met de rest van de groep, valt ook bij Dulli ideale mix tussen berekening en passie op.
De van ‘Gentlemen’ geplukte nummers slaan bij het publiek weliswaar het zichtbaarst aan, maar het absolute hoogtepunt van de avond is het bezwerende ‘See and Don’t See’, het eerste nummer dat The Afghan Whigs in tien jaar uitbrachten. Het oorspronkelijke lied van Marie Queenie Lyons wordt door Dulli op theatrale en indringende wijze naar een ongekende climax gestuwd. Hierna zet de frontman zich zelf achter de toetsen om een ingetogen versie te brengen van Frank Oceans ‘Love Crimes,’ een R&B nummer dat nog officieel moet uitgebracht worden door die nieuwste rijzende ster binnen het genre. Het verleden en de toekomst worden zo in een eigenaardige symbiose geplaatst. “We’re from the future, where the present is the past,” omschrijft Dulli de situatie wat cryptisch. Alleszins groeit bij ons het geloof dat deze reünie wel eens een schot in de roos zou kunnen zijn, die zelfs tot een groots nieuw album kan leiden, wat toch eerder uitzondering dan regel is.
Eindigen doen de Afghan Whigs met een gesolliciteerde bisronde bestaande uit een Supremes cover, ‘Fountain and Fairfax’, ‘Milez Iz Ded’ en ‘Into the Floor.’ Als de laatste tonen zijn uitgestorven, begeleidt een outro ons zachtjes terug naar de realiteit om de overgang niet te bruusk te laten verlopen.
Terwijl duizenden kilometers verderop de sfeer bij het oranjelegioen tot onder het vriespunt is gedaald, sturen The Agfhan Whigs hun toeschouwers uitgelaten en opgeladen huiswaarts. Ze zorgden voor een totaalbeleving waarin iedere rechtgeaarde muziekliefhebber zijn gading kon vinden, niet in het minst de fans van het eerste uur.