In maart stelde Thurston Moore ons lichtjes teleur met een kale Brusselse en moeilijke Antwerpse solopassage. Dat hij gisteren in Les Ateliers Claus zijn band meenam was een verademing. Ook voor hem, zo bleek; de ex-frontman van Sonic Youth glunderde zoals we hem al lang niet meer zagen glunderen.
Foto’s van Thurston Moore, eerder dit jaar door Caroline Vandekerckhove genomen in DE Studio
Het feit dat Thurston vandaag voor de derde keer in acht maanden tijd aantreedt in kunstencentrum Les Ateliers Claus, onderstreept des te meer zijn focusverschuiving naar art rock. Impulsiviteit ruimt grotendeels plaats voor doordachte composities zonder het experiment te verwaarlozen – iets wat we ook op de laatste Sonic Youth-platen reeds hoorden. En of hij zelf tevreden is met zijn nieuwe muziek: meest recente plaat ‘Rock ‘n roll consciousness‘ werd volledig gespeeld en de set werd aangevuld met een song van ‘The best day‘ (2014) en losse single ‘Cease fire’ uit februari. Enkel ‘Ono soul’ dateerde uit het vorige millennium, en werd bovendien in een gitzwart nieuw jasje gestoken. Nee, aan achteruit kijken doet Moore niet meer.
Desondanks is het onmogelijk om Thurstons solowerk volledig los te koppelen van zijn voormalige band. Zelden was een manier van gitaar spelen zo kenmerkend als bij de Floridaan. Op die manier katapulteerden schelle klanken en duistere flageolettonen ons tijdens ‘Exalted’ terug naar de obscure New Yorkse clubs van Sonic Youths ‘Confusion is sex’, terwijl ‘Smoke of dreams’ op ‘Murray Street’ had thuisgehoord. De gitaarstemmingen zijn nog steeds even onconventioneel, en zelfs de drummer is dezelfde. Steve Shelley leefde zich uit op zijn trommels alsof hij weer een twintiger was. In tegenstelling tot Moore leek hij vooral heil te zoeken in de nostalgie. Maar toegegeven: doen we dat niet allemaal een beetje als we naar Thurston Moore Group gaan kijken?
Alvorens weer met My Bloody Valentine aan de slag te gaan, molesteerde Debbie Googe nog even op norse wijze – maar immer met gevoel – haar basgitaar aan de zijde van Thurston Moore. Zo speels als Shelley overkwam, zo professioneel oogde en klonk de bassiste. Het was pas tijdens ‘Turn on’ dat ze zich even helemaal liet gaan; met haar gitaarhals naar het plafond gericht overtrof ze de repetitieve noise-aanslagen van haar frontman. Ja, Moore weet zijn bandleden uit te kiezen. Als we dan toch een puntje van kritiek moeten geven, is het op de solo’s van tweede gitarist James Sedwards. Net als op plaat leken ze weggelopen uit de seventies-glamrock – hopelijk hoeven we u niet uit te leggen waarom ze niet bij Moore’s composities pasten.
Toen Moore tijdens het fantastische ‘Speak to the wild’ zijn getuite lippen tegen de microfoon drukte en de lichten zijn rimpels deden vervagen, leek hij even weer op die slungelige maar vastberaden jonge gast van vroeger. Vol trots stelde hij zijn nieuwe plaat voor aan een enthousiast publiek dat op voorhand wist dat ze geen Sonic Youth-hits moesten verwachten. Dat deed hem duidelijk deugd. Misschien is het niet Sonic Youth dat we menen te herkennen in Moore’s nieuw werk, maar was het altijd al Moore die we herkenden in Sonic Youth. Wat een muzikant, alleszins.