De eerste volwaardige Pukkelpopdag openen met een klassiek concert, het was een gewaagde poging van Chokri. Het bleek een meesterzet. De eeuwig enthousiaste Jef Neve kwam voorbereid. Hij bracht een heuse festivalset vol met herkenbare, opzwepende en levenslustige stukken mee. Zijn muzikanten moesten uit hun comfortzone kruipen: voor de gelegenheid geen stille concerthal voor hen, maar een druk festivalpubliek. Toen de mensen in de Marquee ritmisch begonnen mee te klappen, spraken de gezichten van de artiesten boekdelen: een onwennige, bezorgde uitdrukking veranderde na enkele seconden in een kamerbrede glimlach. Deze synthetische energie op en naast het podium bracht magie die zelden zo vroeg op een festivaldag te zien is.
Tin Fingers opende de Castello met een lading synths en enkel de sterke stem van frontman Felix Machtelinckx, waarna een kordate drum en andere trommels ‘Tropical’ inleidden, een toonbeeld van de betere synthpop. Daarmee was de shock des te groter toen ze een noisy, psychedelisch einde aan het volgende nummer breiden, wat in contrast stond met de strakke pop die we verwachtten. Die verwachtingen werden meteen daarna ingelost met ‘Boy boy’, een popsong van de bovenste plank. ’s Avonds zouden we ons erop betrappen het te neuriën op weg naar de camping. Verder kregen we een trage, eigenwijze cover van Fleetwood Macs ‘Everywhere’, die bijna ongemerkt oploste in hun eigen materiaal. Met de single ‘Young mother’ en ‘Swim’ stuurde de band ons de tent uit, met ontzettend veel zin in een feestje in een tropisch openluchtzwembad. En opblaasbare objecten in de vorm van flamingo’s. (Hanne)
De Britse producer Kelly Lee Owens staat altijd helemaal in haar eentje op het podium: zingen, de drumpads beslaan én aan de knopjes draaien neemt ze allemaal voor haar rekening. Als er dus ergens een kink in de kabel zit, komt de hele show op de helling te staan. En dat was jammer genoeg het geval op Pukkelpop, er zat namelijk een stevige kink in haar stembanden. Veel meer dan wat schor gefluister kwam er niet uit, maar ze was vastberaden haar show te geven (“I can’t sing, but I’m here anyway!”), wat een moedige beslissing was. Toch zagen we een zweem van teleurstelling in haar ogen, die we zelf ook voelden – haar hoge, schimachtige gezangen tillen haar techno net naar een hogere dimensie.
Begrijpelijk dus dat er constant een gemis van haar show uitging, ze kletste er wél meer beats tegenaan om dat te compenseren. Een verdienstelijke poging, maar omdat we weten hoe het er aan toe gaat als er geen bacteriën in haar keel zitten, voelde het toch pseudo. Op ‘CBM’ wist ze er toch een hees “The colours, the beauty, the motion” uit te persen en meteen vielen de puzzelstukjes in elkaar. We kunnen haar dus gewoon niets kwalijk nemen, het was zo verstaanbaar geweest als ze gewoon haar show gecanceld had, en dat deed ze niet. Ze improviseerde en maakte er het beste van, citroenen en limonade, weet je wel. Dus Kelly, je stem ben je misschien wel kwijtgeraakt op Pukkelpop, deze aanbidder in ieder geval niet. (Hanne)
Verwachtten we dat Unknown Mortal Orchestra het optreden van ons leven zou worden? Eigenlijk niet, en Ruban Nielson en consorten bewezen ons gelijk. Er passeerden wel enkele toffe liedjes (‘Hunnybee’, ‘Multi-love’, meer van die hitjes) maar de uitvoering liet te wensen over. De timing klopte niet altijd, de gitaarsolo’s waren meestal net dat minuutje te lang en sommige uithalen van de zanger waren gewoon ronduit vals. Er zijn ook fijnere dingen dan te moeten kijken naar een zanger die als herkauwend vee het hele optreden lang alle smaak uit een kauwgom knabbelt. Ach ja, iedereen heeft tenminste zijn Instagramstory kunnen updaten met een filmpje van de frontman die tot helemaal achterin de tent tussen het publiek verdween, en er stond overigens best wel een mooi decor met veel planten. (Hanne)
Dua Lipa deed wat van haar verwacht werd. Ze gaf een wervelende show vol hits om duimen en vingers bij af te likken. Ze was zich zeer bewust van de camera en speelde dat perfect uit. De popster van het moment knuffelde met haar fans, zwaaide met een regenboogvlag en knipoogde uitdagend. Haar muziek werd kracht bijgezet door alles wat er op de achtergrond gebeurde. Dat was best veel. Een stevige rockband die nogal overdreven hun instrumenten beroerden, hevig gesticulerende achtergrondzangeressen die de boel op sleeptouw namen en een kleurenpalet vol fluo. ‘One Kiss’ kwam verrassend vroeg in de set, maar de Londense heeft natuurlijk een karrenvracht aan hits in huis. “Ah ja, dat is ook nog van haar”, de brave man achter ons vatte het zo wel een beetje samen.
Rejjie Snow zorgde voor een ongeïnspireerd optreden in de Lift. Irriteerde de technische problemen hem? Zijn laatste plaat ‘Dear Annie’ zit vol met dansbare refreinen die hij uitbesteedde aan andere artiesten. Op plaat klinkt dat misschien plezierig, live is dat allesbehalve aangenaam. Dan moet je een tape opzetten en yeah roepen. De Ierse rapper gaf een vermoeide indruk en maande af en toe futloos aan om te ‘bouncen’. Jammer genoeg had hij daar kennelijk zelf niet zoveel zin in.
Een band als The War On Drugs op de Main Stage programmeren, het is al eerder fout gelopen (zie Pukkelpop 2015). Maar nu, met de ondergaande zon in de rug en een voorzichtige maan op de loer konden we ons geen betere setting inbeelden voor de zachte rock en de nog zachtere stem van frontman Adam Granduciel. Met slechts enkele klanken werden we er meteen weer aan herinnerd dat The War On Drugs bot snijdt, een sentiment dat nog verdiept werd met ‘Pain’ en ‘An ocean in between the waves’. Voorlopig nog geen gevaar op verveling dus, wat met hen natuurlijk wel altijd om de hoek piept: de typische, vluchtige drumstijl en de mellow rockklanken kunnen al snel allemaal wat in elkaar overvloeien.
Na een halfuurtje verslapte het aandachtskoord waarop we dansen dan toch, door twee lange, tergend langzame muziekstukken. Gelukkig gaf de band een stevige ruk aan dat koord met hun hit ‘Red eyes’ en een parel van hun laatste album, ‘Holding on’. Dat voorzag Granduciel helemaal alleen van een lange outro, als een brug van gitaarnoten waar hij het publiek op uitnodigde tot een wandeling naar het volgende nummer. Dat bleek ‘Under the pressure’ zijn, waarvan de suggestie al doorsijpelde in de solo. Laat het dan nog eens een magistrale versie zijn, bij momenten te ingetogen voor het publiek dat wild wou gaan maar dan des te bevredigender wanneer het lied in al zijn glorie losbarstte. Met ‘Thinking of a place’ en ‘In chains’ had de band een sereen, bloedmooi en soms wat saai slot klaar. De Amerikanen bewezen echter dat anderhalf uur onafgebroken entertainment niet altijd nodig is en dat een beetje saai ook gewoon mooi kan zijn. The War On Drugs stond op de Main Stage even strak als Bart De Wevers drugsbeleid in Antwerpen, en dat zegt al heel wat. (Hanne)
Bicep zette de overgang van dag naar nacht in op magistrale wijze. De Castello werd als vanouds omgetoverd in een woelige danstempel, deze keer met flitsende stroboscopen en kleurrijke lasers. Het dj-duo, waarvan we enkel hun silhouet te zien kregen, speelde constant met spanningsbogen. Ze mikten op emotie met kabbelend opgebouwde climaxen en lang uitgesponnen electronica. De ware apotheose moest natuurlijk nog komen. Iets langer dan een uur staken ze een intense show in elkaar. Bij wijze van uitsmijter kregen we hun recentste hitje voorgeschoteld. ‘Glue’ bleef inderdaad nog een hele nacht plakken.
Doordat we nog in Arcade Fires netten verstrikt waren aan de Main Stage, was het eerste kwartier van Bonobo ons jammer genoeg niet gegund. Toen we dus de Marquee kwamen binnen gestruind, was het feest al volop aan de gang. Aangezien Bonobo in de mentale categorie ‘electronica’ zit, was het een fijne verrassing al die muzikanten op het podium te zien: er waren saxofoons en zelfs een dwarsfluit, wat geen terrein stal van de beats. De twee vulden elkaar mooi aan, al waren we minder fan van de stukken met de zangeres: de vocals waren niet echt nodig en haalden de zwier wat uit de show. Al een klein stukje bergaf dus, een tendens die nog verder zou worden gezet wanneer de drummer plots niet meer goed wist waar hij heen wou en er een chaotisch stuk met elektrische gitaren werd ingezet. Toen er op het laatste nog een streep drum ’n bass bij werd gekwakt, bleef er van ons initieel optimisme al niet veel meer over. (Hanne)