Gisteren was de Gentse Bar Bricolage voor het eerst het toneel van Different Class, het ontdekkingsfestival van Subbacultcha. Ook deze editie bewees het cultuurplatform mee te zijn met wat net onder het oppervlak van de progressieve muziek speelt.
Gekleed in wijde pyjama’s en reusachtige sneakers opende Partners Different Class. De outfits waren lang niet het meest futuristische dat Femke Fredrix en James de Graef in hun mars hadden. In een grillig spel dat akoestische instrumenten combineerde met electronica en een breed gamma surrealistische keelgeluiden, riep het duo een buitenaardse sfeer op die NASA’s net gelanceerde zonnesonde wel eens zou kunnen tegenkomen. Waar het geluid hier en daar herkenbaarder werd, bijvoorbeeld wanneer de elektrische gitaar zijn intrede deed of er meer conventionele technobassen op de voorgrond traden, werden die steeds gecounterd door bevreemdende teksten en robotachtige danspasjes. Het voorlaatste nummer ‘Daisy’ klopte dankzij de vocalen aan bij de popmuziek, maar het lied introduceerde eveneens een scheermachine aan de micro en werd zo al snel een pak minder idyllisch dan de reclamespotjes voor Marc Jacobs’ variant van ‘Daisy’. In een onheilspellende performance wist Partners steeds opnieuw het herkenbare onherkenbaar te maken. (Milena)
Aanvankelijk was het niet duidelijk welke meerwaarde Oklou’s visuals de show zou bieden. ‘Samuel’ ging echter gepaard met beelden van een auto die door een door bosbranden geteisterd gebied reed – hoe actueel – waardoor het zwoele nummer een dreigende ondertoon kreeg. Zo had het lied plots de kinky sfeer die uitgaat van Kronenbergs film ‘Crash’, waar seksueel verlangen aan rampen gekoppeld wordt. Ook nummers die door minder dramatische taferelen ondersteund werden, etaleerden het contrast tussen zwoel en dreigend. Een zoete en geruststellende stem werd gecompenseerd door de duistere electronica van Mayniels tijd bij het Parijse dj-collectief TGAF. Donker was ook een song gebaseerd op ‘Spring swan’ van dichter Charles Bukowski. Er werden geen zwanen geprojecteerd, wel honden die renden op de vluchtige beats en zo de warme vocalen en atmosferische synths een draai gaven. Afsluiten deed de Française met recente single ‘Friendless’, één van haar meer poppy nummers. Op Different Class verbond Marylou Mayniel haar karakteristieke electronica met nieuw materiaal dat meer neigde naar pop, en dat steeds zonder haar uitstekende productie de rug toe te keren. (Milena)
Waar Oklou zich soms ontdeed van de dromerige waas in haar nummers, deed Carla dal Forno het omgekeerde en zette ze de mijmerende melancholie-factor extra in de verf. Verrassend was het niet, effectief des te meer. Even sereen als charmant wist de Australische multi-instrumentaliste gewapend met niet meer dan een basgitaar, wat effecten en haar immer spokende zang de verstillende pracht van nummers als ‘Fast moving cars’ en ‘We shouldn’t have to wait’ onder onze huid te laten nestelen. We werden ook getrakteerd op nieuw materiaal, waarin ze haar karakteristieke droompop voorzichtig vermengde met triphop (‘The same thing twice’) , en enkele covers, waaronder een dromerige, sensuele uitvoering van Renée’s ‘Lay me down’. Hoewel het er uiteindelijk allemaal wat statisch aan toe ging, zorgde Carla dal Forno met haar sterrenkijkermuziek wel voor een fijne drie kwartier wegdromen. (Pascal)
Nonchalant en statisch startten de Deense jongens van Liss hun set. De energie werd voornamelijk voorzien door zanger Søren Holm, die met zijn danspasjes de verdrongen zweterige herinneringen van de hittegolf van vorige week terug tevoorschijn haalde. Ook al boden de songs weinig variatie, sloop er geleidelijk meer reliëf in het optreden. De flair van je zoveelste boyband werd overstegen door knap toetswerk, subtiele gitaren en Holms moeiteloze R&B-nonchalance. Zo kwamen op ‘Without me’ foute – maar net daarom zo rake – synths op de voorgrond en gaven de gitaarlijnen, onder meer zorgvuldig opgebouwd in ‘Try’, de band hun eigenzinnigheid. Liss werd nog het meest gedragen door de attitude van de zanger, die bijvoorbeeld in ‘Miles apart’ een prestatie leverde waar Majid Jordan van zou opkijken. (Milena)
Met de energie van het optreden van Liss nog in onze benen, wisten we niet of de dromerige aura en de tristesse van Blue Hawaii het gewenste effect zou hebben. Daar paste het duo gelukkig een mouw aan met een set die de beats prominent op de voorgrond plaatse. De invloed van Alex Kirby’s dj-avontuur kwam zo nog sterker uit de verf in de live-opstelling dan op Blue Hawaii’s recentste plaat ‘Tenderness’. Na ‘Free at last’, ‘Versus game’, ‘Belong to myself’ en een koele, ‘Untogether’-achtige uitvoering van ‘Younger heart’, maakten Standell en Kirby de baan vrij voor een reeks broeierige clubversies van hun nummers. Het bronmateriaal voor die remixen kwam vooral uit hun recentste plaat, al was er hier en daar ook plaats voor een deuntje uit hun oudere werk. De lang uitgesponnen herwerkingen rangeerden van pompende house tot trancy bewerkingen die niet hadden misstaan in een afterclub van de jaren 90. Bij ‘No one like you’ werd het funky baslijntje als kers op de taart vervangen door een scheut acid. Die aanpak bleek in zijn geheel niet alleen een schot in de roos voor het publiek, maar ook voor Blue Hawaii zelf. Er was een constante wisselwerking tussen het uitbundige gedans en het aanstekelijke, oprechte plezier dat de twee uitstraalden van achter hun opstelling. Too much smoke of niet, Blue Hawaii transformeerde hun tristesse op een geslaagde manier in een feestje. (Pascal)
Kan je na zo’n ongebreidelde euforie helemaal klaar zijn voor Yves Tumor? Wij hadden er het raden naar. Zou de artiest keiharde noise brengen? Soul? Of toch meer de poppy richting van zijn recenste single ‘Noid’? Het antwoord was een optelsom van dat alles, met een flinke nadruk op dat laatste. Uitgedost in een jeans, een netshirt, een das en een cowboyhoed palmde een energieke Yves Tumor de Bar Bricolage in enkele luttele seconden in. Dat deed de artiest met chaotische, nerveuze en hier en daar soulvolle mokerslagen in de vorm van ziedende noisepop. Op één experimentje na bracht hij alleen nummers uit zijn nieuwe plaat die in september verschijnt via Warp – een album die nota bene alweer een stevige wending in zijn oeuvre lijkt te worden. Alles klonk namelijk een stuk toegankelijker dan het ongrijpbare ‘Serpent music’ waarmee hij twee jaar terug furore maakte in de experimentele electronicawereld. De artiest ontdeed zich daarbij op het podium ook deels van zijn enigmatische karakter en zette zichzelf en zijn withete energie nadrukkelijk op het voorplan in de plaats van zich te verhullen, wat het vuur van de muziek enkel maar deed oplaaien. Naast het volledige podium in zijn eentje in te nemen waagde Tumor zich af en toe ook in het publiek, dat zich ondertussen onder een glowstick-regen bevond.
Een setlist brengen die hoofdzakelijk bestaat uit gloednieuw materiaal – met ‘Noid’ als enige moment van herkenning – is een risicovolle zet die al te gemakkelijk de verkeerde kant kan uitgaan. De Amerikaan kon het echter met zijn explosieve présence en urgentie uitstekend dragen en deed zijn positie als headliner op de affiche alle eer aan. Hoewel het ergens spijtig was dat de set slechts een dik half uur duurde, heeft Yves Tumor met zijn progressieve pop en zijn charisma eigenlijk niet veel tijd nodig om een verpletterende indruk te maken. Wat een tour de force. (Pascal)
Met een indrukwekkende line-up schotelde Subbacultcha haar leden een avond op de avantgardistische hoogvlaktes voor. Er werden dan wel verschillende terreinen verkend (van Carla dal Forno’s mijmeringen en Liss’ energie tot de razende pop van Yves Tumor), vooruitstrevend waren ze allemaal.