Op de vierde en allerlaatste dag haalden we nog eens alles uit de kast voor een wat verder wederom een prachtige editie is geweest. De zon was, in tegenstelling tot gisteren, nu wél weer van de partij wat naast veel mogelijkheden tot kiekjes en een iets bruinere tint op je armen algemeen een gevoel van gelukzaligheid op je naliet wanneer je door de weide struinde. We zagen uitstekende optredens van Sons Of Kemet, Eefje De Visser, Fred Again.. en Tom Misch. Een volledig overzicht van gisteren lees je hieronder.
Een verslag van headliner Arctic Monkeys lees je dan weer hier. Wil je nog eens terug lezen wat we de voorbije dagen hebben gezien? Lees hier de recensies over dag 0, dag 1 en dag 2 hier. Foto’s door Jan van Den Bulck.
Wie z’n oogslapers wilde uitkuisen en het gewicht van drie dagen Pukkelpop even wilde ontlasten, was bij het Brusselse jazzkwartet ECHT! absoluut aan het juiste adres. Het viertal kende enigszins nog wat genade met het publiek en kaatste eerder wat terughoudend van elektronische kamerjazz richting eclectische jazz fusion. Al ging het tempo naarmate de show vorderde wel gestaag de lucht in. De band gooide met eight ‘o eights en benaderde iets wat je dubstep on acid zou kunnen noemen. Afsluiten deed de groep overigens à la The Comet Is Coming; tegen de sterren op. (Yannick)
Voor een band die zich graag in donkerte en rook hult, is het ietwat ongelukkig om op een zonnige dag om 12u40 een set te spelen. Desalniettemin maakte Slow Crush er het beste van. Ze creërden een dromerige sfeer door een langgerekte gitaarintro, voor zangeres ISa Holliday haar zweverige stem een eerste maal liet horen. De persoonlijke en eerder donkere teksten van Slow Crush mengen zich in de gitaar, bas en drums tot een grote purperen shoegaze-wolk. De puike overgang van ‘Aurora’ in ‘Swoon’ was er eentje om in te kaderen. En ‘Hush’, de titeltrack van hun jongste plaat, toont dat de band ook veel breder kan gaan dan enkel dikke klanktapijten. Misschien volgende keer gewoon om 00u40, in plaats van over de middag? (Jonas)
De extravagante Moonchild Sanelly weet hoe ze een publiek moet bespelen. Hoewel het haar laatste show is van drie maanden intensief touren, zat er in de Castello nog niet meteen slijt op haar kleurrijke hiphopshow. De Zuid-Afrikaanse sleet vakkundig verschillende genres aan waarop je ook maar een beetje kunt rappen. Het verslavende ‘Demon’ dat ze uitbracht met Sad Night Dynamite passeerde de revue evenals het met amapiano besprenkelde ‘Yebo teacher’. Dat het ook niet altijd moeilijkdoenerij moet zijn, bewees ze in ‘Chicken’ waarin ze zich het filosofische vraagstuk van de kip of het ei trachtte op te lossen. We laten het in het midden. De bijbehorende danspasjes, vrolijk gebrachte raps en enthousiasme brachten Moonchild Sanelly een heel eind op weg om een puike show neer te zetten. (Yannick)
Meskerem Mees lokte veel volk naar de Club op een betrekkelijk vroeg uur. De Gentse singer-songwriter werd bijgestaan door cellist Frederik Daelemans. De bindteksten van Mees zijn vaak heel anekdotisch en ad rem. Zo was er ook ene Florian jarig (we weten wel nog steeds niet wie Florian is) en daarom mocht de hele tent ‘Happy birthday’ zingen. Dus als je dit leest; Florre, proficiat! Opnieuw valt me gedurende het optreden op: ingetogenere acts op een festival waar alles uitgelaten en feestelijk moet zijn, blijft vaak een moeilijke combinatie. Meskerem zelf was wél op de afspraak, en na elk nummer werd ook stevig gejuicht en geklapt. De singles ‘Joe’, ‘Seasons shiftg’, ‘Astronaut’, ‘The Writer’, maar bij uitbreiding de hele set van de jonge Gentse kon zo in een doosje met een strik errond. (Jonas)
De geadopteerde Belgische/officieel Nederlandse Eefje de Visser heeft tijdens de laatste jaren een stevige live reputatie opgebouwd. In 2019 stond ze ook in de Marquee, toen om 12u45. Nu om 14u50. Iets zegt ons dat het de volgende keer nog een stukje later zal zijn. Ze kwam en overwon met een tot in de puntjes voorbereide show – inclusief zwevende ronde spiegel boven hen die wat deed denken aan de lichtkoepel van Tame Impala de dag ervoor. De Visser zorgde voor bedachtzame Nederlandstalige pop om ú tegen te zeggen. Die was daarbovenop nog eens dansbaar ook. Met zes danseressen naast haar gaf ze het beste van zichzelf op ‘Maak het stil’. Een veelvoud van armen naast haar gaven haar schaduw die wat weg had van een godin. Na haar uitzonderlijke show stellen we ons de vraag hoe ver ze daar nog vanaf zit. (Jonas)
De meest gemakkelijke jazz, brengt Emma-Jean Thackray niet meteen. Desalniettemin had ze vrij snel het publiek in haar greep dankzij ‘Mercury’ waarmee ze haar show aanvatte. De psychedelica spatte van het podium, dit hoofdzakelijk dankzij haar uitmuntende pianist. ‘Golden green’ was een liefdesliedje, zo verklaarde ze. M’n lo-fi beats to study to-playlist heeft er bij deze een nieuwe toevoeging bij gekregen. Via ‘Speak no evil’ bedankte ze eeuwige inspiratiebron Wayne Shorter. Iets over halfweg drukte ze prompt een knop in op haar sampler pad die een 4×4-house beat uit het kleinood deed toveren; hét signaal voor het publiek om het aan een dansen te zetten en aan haar band om een versnelling hoger te gaan spelen en de bezwerende jazz richting de achtergrond te laten verdwijnen. De beat, die als een marching band Thackray’s lieden in het gareel hield, noch de blijdschap van het publiek verdwenen voor de rest van set niét. Schitterend slot. (Yannick)
Tom Misch kreeg een erg zonnig plekje op de de main stage aangeboden van de organisatie. Misch was the right person at the right place. Zijn maatje Yussef Dayes, waarmee hij samen ‘What kinda music’ opnam, stond vrijdagavond in de Castello. Het eerste nummer was meteen ook het titelnummer van die plaat. De hele show was een opgetogen vibe. De muziek, en muzikant zélf, waren heel relaxt en baadden in het zonlicht. De funky jazz van Misch was dé soundtrack bij je zondagnamiddag om helemaal blij van te worden. Na ‘Lost in Paris’ kondigde Misch zelf ietwat verwonderd aan: “Sorry, ik hoor dat we geen tijd meer hebben”. Jammer, vroeg of laat schuift er voor de zon een donkere wolk. (Jonas)
Hij is één van de revelaties die is doorgebroken tijdens en misschien wel dankzij de coronapandemie. Voorts gebruikt hij geen vriendenboekje, maar nummers om zijn vrienden en kennissen te vereeuwigen. Enter Fred Again.., samplekoning, uk garage-revivalist en meester in het schrijven van emotieve elektronica. Denk Jamie xx in saus vol (future) garage, hypnotiserende house en jungle. Op Pukkelpop maakte de Brit, van de nochtans maar voor de helft gevulde Dance Hall, een ware heksenketel waarbij #knaldrang en hedonisme centraal stond.
Het timide ‘Kyle (I found you)’ was nog enigszins voorzichtig aftasten wat de temperatuur in de Dance Hall betrof. Ko(l)kend heet, zo bleek al snel. Met ‘Dermot (see yourself through my eyes)’ schakelde de man een vitesse hoger waarna hij achter een sampler pad dook en ‘Turn off the lights’ bracht dat ie samen met Swedish House Mafia schreef. Het kan snel gaan in het wereldje. Moederziel alleen ging hij als een bezetene knoppen dan wel drum pads in rammen. Het publiek kon enkel maar doen waar het al drie dagen boiten in de Boiler goed in is; feesten. De track ging moeiteloos over in ‘Jungle’, een joekel van een dansplaat die verder niet veel meer tekst en uitleg nodig heeft. Romy’s samenwerking volgde nadien dat in een uitloper van een stevige jungle remix werd voorzien.
Sabrina, Angie en Marea (je weet wel, The Blessed Madonna), bedankte hij evenwel voor de bewezen diensten door ze een tegelplakker te gunnen die bovendien ook ander lichaamsvocht uit je kon sleuren. Fred Again.. mikt niet alleen op je heupen, maar zoals Four Tet later gisterenavond evenwel op je gemoederen. Als die laatste in de geschiedenisboeken niet wordt vernoemd als hét anthem dat ons doorheen twee jaar miserie trok, dan weet ik het ook niet meer. In de Dance Hall transformeerde het anthem de intussen groter geworden mensenmassa zich tot een heuse heksenketel. ‘Billie (loving arms)’ was het toetje vol gelukzaligheid, al waren wij al eventjes kletsnat van het zweet en breedglimlachend aan het heen en weer wiegen. En zo hoorde het ook. (Yannick)
Mits een kleine valse start, Joy Crookes had graag wat energie gewenst bij haar (neo-)soul, stelde de Britse haar laatste plaat ‘Skin’ voor. Alsof ze Little Simz heette en de Castello in puin ging achterlaten. Pukkelpop reageerde daarom ook slechts matig op haar verzoek. Aan haar knappe band zal het niet gelegen hebben, haar pianist had zowaar een buffetpiano mee. Crookes tapt uit hetzelfde vatje als Jorja Smith, al lag haar charme en présence nog niet op het niveau van haar collega. ‘Don’t let me down’ was prima. Haar cover van Kendrick Lamar’s ‘YAH’ was zelfs beter dan het origineel. Al begeesterde ze nooit echt helemaal. (Yannick)
Als er een ding is dat je kan zeggen over de mannen en vrouw van Dehd, is dat ze weinig stress hebben op het podium en zich daarbovenop nog eens kostelijk stonden te amuseren in de Lift. Ze weken ook met gemak af van hun setlist, want wanneer een enthousiaste fan een nummer riep, dan speelden ze dat gewoon meteen. Van een fan service gesproken. Ze speelden een pak songs (zo’n zestien) in iets minder dan 50 minuten die op de duur wel wat onderling inwisselbaar werden. Leuke indierock van het drietal uit Chicago, maar er mocht wel net iets meer variatie in zitten. (Jonas)
Om een of andere reden kan je gewoon zien dat de gasten van DIIV uit New York komen, vraag me niet waarom. Of ze er zin in hadden was niet meteen duidelijk, of ze ooit écht enthousiast zijn evenmin. De set werd afgetrapt met ‘Loose ends’, en dat zat meteen goed. Ze zijn niet makkelijk in een genre onder te delen, maar dat hoeft ook niet. Ze brengen vernuftig uitgesponnen gitaarmuziek met veel gevoel waarbij je soms niet anders kan dan headbangen, en soms gewoon meewiegen, maar zelden laat het je onberoerd. Omdat debuutplaat ‘Oshin’ tien werd brachten ze een mix van oude en nieuwe nummers met als afsluiter het onnavolgbare ‘Blankenship’ vanop ‘Deceiver’, en dat mocht gerust nog een paar minuten langer getrokken worden. DIIV zette de Club niet in vuur en vlam, maar pootte gewoon een degelijke show neer. (Jonas)
Voor mij de eerste keer, voor hen de allerlaatste keer. Tranen. Shabaka Hutchings doekt z’n Sons Of Kemet op, waarschijnlijk een overvloed aan projecten en bijkluswerk. Of zit The Smile met Tom Skinner er evenwel voor iets tussen? Via een pushmelding werden festivalgangers nog even ter attentie geroepen dat een wereldgroep – niét Arctic Monkeys – hun set zou aanvatten. De Castello was dan ook, Pukkelpop-gewijs met de druppel, voller en voller gaan staan voor een concert dat een masterclass had kunnen wezen in een jazzleerschool. Voor zover je uit de sneltrein waarmee bandleider Hutchings en sterspeler Theon Cross op tuba hun jazz had kunnen ontleden, stelden ze ‘Black to the future’ voor.
Al was gisteren veel meer dan dat. Het was geven en nemen. Met passie en genot, en intensiteit als codewoord. Hutchings zocht tot vier keer toe naar een microfoon om wat te zeggen – die dan niet werkte, maar eigenlijk zei de muziek genoeg. Een schuchtere glimlach verraadde na een viertal nummers het plezier dat in Hutchings binnenste aan het gonzen was. Uiteraard stuwden drummers Tom Skinner en Eddie Wakili-Hick hun blazers perfect aan, maar je moet het dan ook nog kunnen waar maken. Als je met een tuba-solo een publiek uitzinnig kunt maken, dan kun je de wereld aan. Over halfweg deed Hutchings hetzelfde, toen z’n makkers even langszij gingen staan, en hij op fluit het publiek in extase bracht. Op fluit.
De band kende, ondanks boven vermeldde tussenpozen, nauwelijks genade met het publiek. Waar Kelly Lee Owens je alle hoeken van de Castello liet zien op kolkende techno, zo hard speelde het viertal. De tent moést plat. En voor de hand liggend was hun jazz allerminst, integendeel. Het viertal sneed combinaties aan die het publiek deed tollen. Verweesd achtergelaten na een ziedende show, kreeg het publiek in het slot nog een bisronde cadeau, de cherry on top van één van de beste shows van het hele weekend. (Yannick)
De balls om met ‘Into you’ van Ariana Grande je set aan te vatten, die had Four Tet wel. Echter, was het slechts een zeldzame sprankel genialiteit die we gisterenavond volledig misten. De kaarten lagen overigens niet meteen in zijn voordeel. Kieran Hebden moest opboksen tegen een wat naar aller waarschijnlijkheid het grootste clashfest was van het hele weekend; Arctic Monkeys speelde voor een volle weide, Kolsch kegelde met techno in de Boiler, Eris Drew speelde voor een bomvolle Booth en ook elders stonden nog Bright Eyes en Badbadnotgood. Dat er geen kat was, was geen grote verrassing.
Hebden leek in de Dance Hall, die meer leek op een gigantische lege loods, hoe langer hoe meer gedeprimeerd. Nochtans vatte hij z’n set vrij stevig aan met nummers als ‘School’, ‘Baby’ en ‘Butterflies’ uit eigen rangen een remix van Lumidee’s ‘Never leave you’. Desalniettemin werd de spanningsboog nooit echt volledig opengetrokken en mixte hij nooit echt zoals hij dat misschien anders wél zou doen. Misschien helpt het bij een volgende keer als hij niet tegen de sterren op moet draaien om volk te lokken, in de Booth dan. Deal? (Yannick)