Je las al hoe de horde Belgische noiserockbands het er op Absolutely Free Festival van afbracht, nu duiken we hier iets dieper in op de rest van de affiche, die gevuld was met enkele internationale kleppers. Stay tuned voor ons volledig fotoverslag.
Astronaute houdt zich naar eigen zeggen bezig met het maken van mooie, authentieke muziek. We namen dus gezellig plaats op de heuvel tegenover de Green House om te luisteren wat frontvrouw Myrthe Luyten en co te vertellen hadden. De dromerige popsongs zweefden al snel over de groene weide, en dat was vooral te danken aan de zware, warme stem van Luyten. Haar stemgeluid voelde vooral aan als een verademing in het genre, waar nogal graag gebruik wordt gemaakt van frêle, zachte stemmetjes om de muziek breekbaar te maken. Helaas stopte ons enthousiasme daar dan ook, en voelde de set vooral aan als een lang wiegelied dat niet in staat bleek te zijn om onze aandacht lang bij de kraag te vatten. Mooie, authentieke muziek? Ja dat wel, maar spannend konden we het toch niet noemen. (Iris)
Tijd om even tot rust te komen na twee energieverslindende shows van The Guru Guru en Mantis kregen we dankzij de zomerse, jazzy popmuziek van het doorgewinterde Fence. Dankzij Pomrad is het weer helemaal in om met een keytar het podium te bestijgen en dat hebben ze bij Fence begrepen. Aanvankelijk werd die keytar ook mooi gebruikt om met maffe synth-geluiden de doorsnee jazz-pop te overstijgen, maar helaas bleef het gebruik van dat instrument na het eerste nummer beperkt en kelderde daarmee ook de aandachtspanne van de meeste toeschouwers geleidelijk aan. Nummers als ‘The winding’ en ‘Move on’ hebben onmiskenbaar een hoog radio-gehalte en ook de bindteksten – op z’n Hasselts – waren uiterst charmant, maar om de middelmaat te overstijgen, zouden er iets meer verrassende elementen in de songs moeten zitten. Leuk om even bij te gaan zitten met een pintje in de hand, zo’n optredens moeten er gelukkig ook af en toe zijn op een festival. (Sigi)
Rond half acht waren we in het gekkenhuis beland. De Amerikaanse artiest NAH had besloten om live voor ons zijn drumstel en meteen ook de hele XPRMNT-stage verrot te slagen. Als een hyperkinetische zot sloeg hij met al zijn kracht op zijn trommels en op alles wat in een straal van twee meter rondom hem in zijn vizier verscheen. Tussen de geflipte beats en desoriënterende melodieën deed hij ook nog een poging om teksten te rappen in de microfoon, maar vaak slaagde hij niet in zijn opzet en koos hij voor een hele reeks ruwe, ritmische oerkreten. De hele tent schudde, knetterde en voelde de schokgolven, waardoor het opgefokte publiek zich midden in de set niet langer kon inhouden en het podium bestormde. Aan allen die gekomen waren: proficiat. Aan allen die niet gekomen waren: sukkels, jullie hebben het hoogtepunt van de dag gemist. (Iris)
Als vervanging voor Eagulls had de organisatie van AFF nog snel Douglas Dare opgetrommeld, een hoogblonde jongen die een beetje aan Perfume Genius doet denken en uit de neoklassieke stal van Erased Tapes komt. Hij brengt dit najaar een nieuw album uit en in Genk kreeg hij de kans om het nieuwe materiaal al een keer uit te testen. Zonder band viel dat niet zo goed mee, al was het maar omdat een beetje verderop Cocaine Piss een ander podium af stond te breken. De fragiele liedjes bleven zo, spaarzaam en op een matig geïnteresseerde festivalwei, amper recht. Gelukkig kon de Brit wel op z’n prachtige stem rekenen om af en toe de aandacht opnieuw te grijpen, al bleek dat niet genoeg om ons echt geïnteresseerd achter te laten. (Thomas)
Jacco Gardner bracht een ongelofelijk strakke en afgelikte set op de main stage, maar had desondanks toch wat moeite om alle hoofden zijn richting uit te laten kijken. Een wijze les die we hem kunnen meegeven voor de toekomst daarbij luidt: té is nooit goed. Zijn barokke, bijna romantische psychedelica proefde zeemzoet, maar té veel suiker is niet gezond. Zeker als er weinig afwisseling in de set wordt gebracht. We strompelden dan ook lichtjes misselijk de tent terug uit door alle ooooh’s en aaaaah’s die ons het afgelopen uur om de oren vlogen. (Iris)
Doorheen de dag liepen we op de wei al een aantal keer een verdwaalde Jaakko Eino Kalevi tegen het lijf. Het was dus een opluchting om te zien dat hij goed en wel op het podium was geraakt, met aan zijn zijde de Noorse zangeres Farao, die hem het grootste deel van de set met vocals bijstond. Zijn show kende een zwakke start met nummers zoals ‘Double talk’ die het publiek niet meteen leken te overweldigen. Maar alsof hij zijn show perfect uitgelijnd en gepland had, leek elk nieuw nummer wel op te bouwen naar een sluipend gevoel van euforie. Zonder dat je het zelf door leek te hebben zorgde zijn geheime masterplan ervoor dat je bij elke noot iets meer werd meegesleurd naar Jaakko’s kleurrijke universum waar je voeten ongetwijfeld moeite hadden om stil te blijven staan. (Iris)
Na Jaakko Eino Kalevi afzakken naar de main stage, ‘Light it up’ horen, denken dat je Blood Red Shoes de voorbije jaren gemist hebt: we waren waarschijnlijk niet de enigen die met die illusie het hoofdpodium betraden. Toch werd vooral duidelijk waarom het Britse power-duo de voorbije jaren wat uit de spotlights verdwenen is: het nieuwe materiaal is gewoon niet zo goed als het oude. Toen we ‘Cold’ en ‘Je me perds’ hoorden, wisten we weer waarom die songs ons deden afhaken en dan klonk het recentere materiaal bovendien nog veel minder geïnspireerd dankzij saaie, stevige riffjes die goeie ideeën moesten vervangen. Natuurlijk was het voor de nostalgische toeschouwer niet al kommer en kwel: de groep heeft intussen wel de ervaring om om een headlineshow als deze te spelen. Met de nodige show, maar ook met zinderende versies van songs als ‘I wish I was someone better’. Desalniettemin een wat gedateerde afsluiter voor een hyperrelevant festival als Absolutely Free Festival. (Thomas)