Vrijdag op Leffingeleuren, da’s eigenlijk vier zaalshows zien voor de prijs van anderhalve. Nadeel: door de strakke programmatie in zaal De Zwerver bleek het helaas wel praktisch onmogelijk om De Kapel met Faces On TV en The Glücks, of de acts in het café een waardige kans te geven. Maar niet getreurd: Leffingeleuren maakte Thomas’ stelling (‘een omgeving met spannende groepen’) weer helemaal waar.
De kip of het ei? Hypo of de strobo?
Als Thurston Moore de line-up deelt, spring je maar beter voorzichtig om met noise-rocklabels. Gelukkig is Hypochristmutreefuzz veel meer dan lawaai óm het lawaai of ongeorkestreerd gedjengel – en Moore uiteraard ook. Het viel op dat de Gentenaars recent een tijdje in de studio doorbrachten: de finetuning van ieder nummer staat zó op punt, dat wachten op die debuutplaat bijna kwellend wordt. Dan maar genoegen nemen (en dat lukt al-tijd) met de goed geoliede livemachine die Hypo ondertussen echt wel is: het refrein van obligatoire opener ‘Schizophrenic blues’ slaat nog altijd voluit in het gezicht, terwijl frontman Ramses Van den Eede in Leffinge onder nog meer stroom leek te staan dan gewoonlijk. De motor van die machine is ongetwijfeld de strakke ritmesectie die drummer Elias Devoldere en bassist Sander Verstraete vormen: hoekig, uitgepuurd, leidend, begeleidend – noem het op en het zit érgens.
Maar het zijn vooral nieuwe songs als ‘Elephantisis’ die de veelzijdigheid van het vijftal uiten. Ramses ontpopt zich zo geregeld naadloos tot rapper, al wordt er regelmatig nog duchtig geschreeuwd. Stiltes, maat- en tempowisselingen breken ook iedere voorspelbaarheid af. Reken daarbij de batterij effectpedalen die vocals verlagen, bassen als synths doen klinken en synths als bassen en ui-te-raard de unieke tl-lichtshow, en je kijkt naar een knap staaltje spannende gitaarmuziek (and beyond). ‘The spitter’ mocht dan eerst wat kracht missen, vanaf die strobo’s beginnen flikkeren en de noisy chaos minutenlang aanzwelt, verdwijnt ieder ruimtebesef. Wie kwam er eigenlijk eerst, Hypochristmutreefuzz of de stroboscoop? Het zou wel eens die volgorde kunnen zijn.
Post-punk à la Eagulls: stevigheid vs. melodie
De grote bedenking bij ‘Ullages’, de tweede plaat van Leedse post-punkers Eagulls, was hoe ze die rustigere, melodieuzere nummers live zouden neerzetten. In Het Bos kon de band alvast probleemloos overtuigen, maar hoe zit dat nog na een maandenlange tour? Alcohol en vermoeidheid, het kan wat doen met een mens – zie Eagulls’ afzegging op AFF, vorige maand.
In De Zwerver werd er wijselijk gekozen voor ouder – en onvermijdelijk steviger – materiaal om de boel op gang te trappen. Met ‘Though luck’ en ‘Yellow eyes’ zat de band meteen op kruissnelheid, al was de keerzijde van de medaille al snel zichtbaar: harmonische wazigheid. Drums klonken ver weg, baslijnen verzopen in de phasers en distortion. Zanger George Mitchell leek dan weer wél tamelijk nuchter en voelde zich klaarblijkelijk beter in z’n vel dan gewoonlijk: naadloos werd er overgegaan naar ‘Nerve endings’, waar ie een puike vocale prestatie neerzette en bijna agressief heen en weer wiegde.
Van bindteksten naar aloude gewoonte geen spoor – er was het vage bandje dat Mitchell occasioneel liet afspelen, de toehoorder verstond er gemiddeld tweeënhalf woord van. En wat nu met die nieuwere nummers? Onvermijdelijk trager, tegelijk toch wat minder wazig. Maar ‘Heads or tails’ klonk als new-wave op iets teveel valium en haalde het tempo zo nogal bruusk uit de set, en ook ‘My life in rewind’ behield zijn balladvorm – al zorgde het wél voor de eerste tekenen van melodie in een nummer. Eagulls trok zich gelukkig weer recht aan afsluiters ‘Skipping’ en het punky ‘Possessed’: krachtig én gevarieerd melodieus, de Britten kunnen het dus wel degelijk.
Thurston Moore en zijn noisetapijten: lang vallen, zacht landen
Geen idee of ze het daar in Leffingeleuren zo willen noemen, maar Thurston Moore zou je moeiteloos als de headliner op vrijdag kunnen zien – alleen al af te leiden van de goed gevulde zaal toen hij nog (zelf!) met zijn band aan de soundcheck bezig was. Het woord ‘legende’ viel heel de avond al sporadisch, lang had de ex-frontman van Sonic Youth dan ook niet nodig om De Zwerver in zijn binnenzak te krijgen. Niet dat iedereen daar zomaar in bleef: af en toe durfde Moore te spelen met de muzikale comfortzone van z’n publiek.
Dat ‘Forevermore’ wel eens langer dan een kwartier kon duren, niemand die eraan twijfelde. Het klokte uiteindelijk af op zo’n achttien minuten: uitgesponnen van voor het eigenlijk begon, met schijnbaar nonchalante uitweidingen die telkens op hun pootjes terechtkomen – niet zelden smijt Moore er na een jam nog een strofe of refrein tegenaan. Zelfde recept voor ‘Speak to the wild’, waarin er weer mooi werd op- en afgebouwd en meerdere hoekige solootjes niet werden geschuwd. Nog een petje dat af ging: vocaal klinkt de late vijftiger nog exact als op plaat – de oude én recente.
Thurston Moore en z’n band trakteerden Leffinge verder op een paar nieuwe nummers uit het te verschijnen ‘Rock-‘n-roll consciousness’: vooral ‘Cease fire’ en ‘Aphrodite’ imponeerden, snedig en intens, met uitlopers richting shoegaze of artrock. Noise als genre is eigenlijk nietszeggend, maar hier vatte het toch de onderlaag van de set: enkele keren breidde Moore uit de losse pols liedloze klanktapijten, trok ie zijn medemuzikanten uit hún comfortzone of ramde hij minutenlang op één akkoord. Soms wat moeilijk, en er durfde al eens iemand afhaken; maar de trance van de meester himself zien, was genoeg om er zelf mee in te stappen.
En dat zal de Thurston Moore Band geweten hebben: het moet een van de weinige keren zijn dat een festivalorganisatie het toeliet om een bis te spelen. Dacht er iemand tijdens dit dik uur eigenlijk ook maar één keer aan Sonic Youth? Moore heeft zich een stijl eigen gemaakt en houdt die levend zoals enkel een legende dat kan. En dat zonder er een te willen zijn.
Het gebrek aan melodische diepgang goedmaken met dynamische samenzang
Ook Warhaus deed De Zwerver makkelijk vollopen. De marketingmachine rond Maarten Devolderes soloproject loopt al een tijdje stevig, ‘We fucked a flame into being’ is nu ook officieel uit. Hoe brengt Balthazars blonde melancholicus het er op het podium van af zonder Jinte? Op plaat werkt zijn minimalistische, donkere altpop alvast, live mag er toch nog wat gesleuteld worden.
De set kwam vooral heel mak op gang. Weinig diepgang in de melodie tijdens de eerste nummers, deels te wijten aan Michiel Balcaen z’n elektronische basdrum: heel diep en overheersend, ten koste van de samples die hij en multi-instrumentalist Jasper Maekelberg verdienstelijk bedienen. ‘The good lie’ kroop wat uit dat slopje, en vooral de samenzang van het viertal – Sylvie Kreusch is backingvocaliste en danseres van dienst – is boeiend. Het dansbare ‘Beaches’ bleek dan weer helaas niet meer dan een irrelevant intermezzo met hakkelende intro, hoe hard Jasper ook z’n best deed om de groove erin te brengen.
Nu, geen kwaad woord over Michiel en Jasper: zonder meer vaklui die overal subtiele elementjes toevoegen en Maarten méér dan bijstaan in zijn samples en loops. De zwaarmoedige r&b die het duo puurde uit Lindstrøms ‘Lovesick’ – waar Sylvie een vocaal en visueel spotlightmomentje kreeg – was dynamisch in al z’n minimalisme, al mocht Devoldere misschien wat meer aandeel opeisen dan die vage trompetklanken.
Pas met ‘Memory’ kwam in Maarten de parlando poëet naar boven, zoals je hem kent van de melancholische Balthazarsongs: hij bracht het solo, met niet meer dan z’n viersnarig (bas)gitaartje. Een verademing op melodisch vlak zonder twijfel, al kon een extra laagje misschien nog net wel. ‘I’m not him’ bleek hierna de geschikte uitdover: zacht en langzaam legden Jaspers pianoklankjes een deken over De Zwerver, en speelde Warhaus nog eenmaal z’n grootste troef uit: die vierstemmige samenzang, eigenzinnig en gelaagd.
Foto’s: Karen Vandenberghe via Leffingeleuren