Eerste weekend van april, dat betekent naast eens in de zoveel tijden paaseieren rapen en voor muziekliefhebbers eveneens BRDCST Festival. Het indoor ontdekkingsfestival in en rond de zalen van de Ancienne Belgique beslaat weer drie dagen vol alternatieve muziek. Foto’s door Ismaël Iken.
Voor de weinige aanwezigen die ‘vroeg’ waren gekomen voor de allerlaatste dag van BRDCST, werd er met het concert van Dienne een absoluut hoogtepunt beleefd. Nadat ze ‘Addio’ had ingezet, verklaarde Dienne Bogaerts: “Ik ga jullie een idee geven van hoe 2020 in mijn hoofd klonk“. Gevoelens als chaotisch, bedroevend, hoopgevend, melancholisch cirkelen al meteen door m’n hoofd bij het horen van het versplinterende ‘Felicitazioni’. Echter was het allesbehalve een voorbode voor de rest van haar show, integendeel. Nummers als ‘Piccolo e cattivo’ en ‘Mio signore’ gingen door merg en been. In ‘Ti saluto pt. 2’ deed ze haar eigen stem loopen om zo meerstemmigheid in haar zang te creëren. Haar dwarsfluit dan wel klarinet deed ze op verschillende momenten zo dissonant en mistroostig klinken dat de traanklieren het bij momenten moeilijk hadden.
Alsof je een rookgordijn deed ontwaren, zo speelde MDC III. De drums van Simon Segers en Lennert Jacobs benaderden het publiek wat voorzichtig terwijl Mattias De Craene’s sax op een afstandje een oogje in het zijl hield. Toegegeven, hun laatste album ‘Drawn in dusk’ is veel minder explosief dan ‘Dreamcatcher‘ waardoor de details nog meer in het oog springen – alhoewel ‘Rain march’ zeker live daarbij goed in de buurt kwam. Elders, in ‘Yscan’ kon je dan weer de de metalen kraaltjes op het drumvel horen doorsimmeren.
Om tot in de Club te geraken voor Ichiko Aoba, moest je er als de kippen bij zijn. Een wachtrij tekende zich op en uiteindelijk werd de kleine zaal tot de nok gevuld om een glimp op te vangen van de Japanse zangeres. Van meet af aan kon je daarbij een beker horen donderen in de zaal, gelukkig gebeurde dat niét. Iedereen hing aan haar lippen, hoewel het gros geen jota verstond van wat ze precies aan het bezingen was. Muziek reikt verder dan taalbegrip, en daar was onder meer Aoba gisteren een prachtig voorbeeld van. Het vingergepikkel op haar akoestische gitaar wisselde ze na een tijdje af voor piano waarbij ze onder meer een ode bracht aan de pas overleden Ryuichi Sakamoto met ‘Koko‘ waarna ‘Seabed Eden’ volgde. Eerder bracht ze van het gelauwerde ‘O’ ‘Mars 2027’.
In de grote zaal posteerden na afloop The Dwarfs Of East Agouza, een trio met de triomfantelijke Maurice Louca in de gelederen. Sam Shalabi op elektrische gitaar en Alan Bishop (van Sun City Girls) op sax en akoestische gitaar vervolledigen de band. Aanvankelijk speelde het trio een stuk dat wars stond van de elektronica op aangeven van Louca. Onvoorspelbaarheid en onsamenhangendheid troef, hoewel dat zeker geen verwijt is integendeel. Gehurkt tegen de versterker, liet Bishop dan weer zijn akoestische gitaar klinken alsof het tegen een slijpscheef liep te schuren.
Iets over halfweg maakte de man van een ietwat ongemakkelijk interactie met het publiek gebruik om op een banale manier het publiek te bedanken door zijn saxofoon en nadien tot “fourty nine point threeeeeee” te tellen. Waar het eerste deel voornamelijk draaide rond free jazz, noopte de band Noord-Afrikaanse ritmiek aan in het tweede deel van hun show. Als locomotief stuwde Louca Shalabi en Bishop vooruit. Louca liet namelijk verschillende soorten percussie loopen waarbij de manier waarop Shalabi z’n gitaar bespeelde een psychedelisch gevoel opwekte.
In het kleine Salon bracht de naar Brussel uitgeweken Japanse Aya Suzuki een vierdelige show. Ze bracht een bijzonder verscheiden show met in ieder stuk een andere vorm van percussie in verweven. Zo bracht ze een hymne van een gedicht van Homerus en drie stukken op vibrafoon. Vooral het laatste nummer bleef bij. Ze wikkelde enkele klankstaven in zilver papier waarbij de klanken ritselden wanneer ze daar op sloeg. Verder had ze enkele metalen kraaltjes gemonteerd en een metalen vingerhoedje aan gedaan waarbij ze nog meer subtiele klanken toevoegde aan haar instrument. Hoe verder het stuk vorderde hoe ingenieuzer ze dan ook tekeer ging op het instrument. Het stond in schril contrast met het tweede stuk waarbij ze op een eerder conventionele, klassieke manier de vibrafoon gebruikte. Vier verschillende stukken, steeds pakkend.
De eer om het festival af te sluiten viel aan Gaye Su Akyol. De Turkse is een waar fenomeen in eigen land en ook hier heeft ze de afgelopen jaren een schare fanbase opgebouwd. Fans waren dan ook massaal afgedropen voor haar show getuige de manier hoe het publiek haar nummers uit volle borst mee zong. Ze tourt momenteel met haar laatste plaat ‘Anadolu ejderi’. Om niet-Turkse fans niet in het ongewisse te laten, sprak ze tussen nummers door gewoon tweetalig (Turks-Engels) zeer beladen over (de context van) haar nummers. Haar tegendraadse pop week overigens alle kanten uit, van doordrenkte Anatolische rock (‘Andolu edjeri’), kraut, poprock (‘Sen benim mağaramsın’) en het steevast geflirt met psychedelica (‘Vurgunum ama acelesi yok’). Er was geen vat te krijgen op de weelderige manier waarop ze haar nummers bracht, en op die manier belichaamde ze perfect de aard van BRDCST.
In de Ancienne Belgique kun je binnenkort nog Yo La Tengo (16.04), Martin Kohlstedt (23.04) en Fenne Lily (24.04) aan het werk zien. Voor meer tickets en informatie, kun je terecht op de website van de zaal.