Foto's en verslag Rock Werchter dag 1, donderdag 4 juli 2013

door Bart Vander Sanden
Sigur Rós
Sigur Rós
Sigur Rós
Netsky
The Bloody Beetroots
Green Day
Green Day
Green Day
Bloc Party
Bloc Party
The National
The National
The National
Biffy Clyro
Biffy Clyro
Vampire Weekend
Vampire Weekend
Vampire Weekend
Balthazar
Balthazar
Balthazar
Laura Mvula
Laura Mvula
The Black Angels
The Black Angels
Palma Violets
Palma Violets
Palma Violets
Fidlar
Fidlar

Foto’s voor Indiestyle en Enola.

Verslag door Filip Van Der Elst.

Er is toch één en ander veranderd op Rock Werchter: de Pyramid Marquee heeft tegenwoordig een banknaam en is een stuk groter geworden, en veel verrassender: geen Luc Janssen meer om de aankondigingen te doen. Dat zijn vervanger Stijn Van de Voorde Vampire Weekend een kwartier te vroeg aankondigde, terwijl de crew nog met de soundcheck bezig was, vergeven we hem graag. Voor de rest had Rock Werchter op dag 1 zoals verwacht een pak goede muziek in petto, waar vooral de gevestigde waarden voor verantwoordelijk waren.

De heren van Fidlar trapten meteen af met hun geweldige pretpunksingle ‘Cheap Beer’, een song die Cara Pils en consoorten wat ons betreft meteen tot mission statement mogen verheffen. Helaas ging het entertainmentgehalte nadien snel naar beneden. Fidlar gaat ervan uit dat je een gebrek aan melodie of stevige refreinen makkelijk kan opvangen met een extra luid schreeuwende brulboei, terwijl die vlieger niet altijd op gaat. Het viertal klinkt als een mix van de powerpunk van The Ramones en de stonerrock van Queens of the Stone Age, maar mist nog een eigen gezicht. Wat niet is kan natuurlijk nog komen, en intussen hadden de jongens op de eerste rijen toch al mooi hun eerste moshpit van het festival achter de rug.

Dat Palma Violets een voorliefde heeft voor georkestreerde chaos, wisten we al na hun knettergekke passage in Gent. En ook nu hoefde het niet te verbazen dat bassist/zanger Chilli Jesson tijdens de voorzichtig meegezongen single ‘Best of Friends’ een statief omver kegelde, en dat afsluiter ‘Brand New Song’ opgefleurd werd door een bizarre moshpit op het podium. Palma Violets is muzikaal gezien niet altijd even opwindend, al halen songs vol zomermelancholie als ‘All the Garden Birds’ of ‘Last of the Summer Wine’ het moeiteloos van regelrechte aanslagen op je trommelvlies als ‘Johnny Bagga’ Donuts’ of ‘Tom the Drum’. De band wordt evenwel pas echt interessant als je erop let hoe beide frontmannen Jesson en Samuel Fryer tegen elkaar opboksen om de aandacht op te eisen. Aan zelfvertrouwen geen gebrek, aan koppigheid evenmin: neem bijvoorbeeld ‘We Found Love’, waarbij de heren er alles aan doen om zich toch maar niet aan de traditionele popformule strofe – refrein te moeten houden. Palma Violets live is 40 minuten topamusement, maar aan de lichtelijk verbaasde publieksreacties te zien is het wel nog maar de vraag of ze daarmee ooit echt potten kunnen breken.

Dat sommige bands simpelweg niet geschikt zijn voor festivals, heeft het optreden van Black Rebel Motorcycle Club met verve bewezen. Het trio vuurde meteen opzwepende, rauwe, doorrookte americanaplaten als ‘Rival’, ‘Ain’t No Easy Way’ en ‘Berlin’ op de weide af. Het publiek stond erbij als een kudde schapen en keek ernaar. Dit staat in fel contrast met de enthousiaste reacties die ze enkele maanden geleden nog in de AB kregen. Het potje jammen tijdens ‘Conscience Killer’ maakte wel duidelijk dat we hier te maken hebben met drie muzikanten die hun métier door en door onder de knie hebben, en die bovendien over een aangenaam vleugje arrogantie beschikken, uitvoerig in de verf gezet door Peter Hayes, die tussen het jammen tijdens ‘Six Barrel Shotgun’ door gewoon een sigaret opstak. ‘Fire Walker’ en ‘Sell It’ waren uitstapjes richting psychedelische rock, alsof ze het zelf beu waren om het publiek proberen los te weken. De afsluitende rock-’n-rollexplosie ‘Whatever Happened to My Rock ’n Roll (Punk Song)’ en ‘Spread Your Love’ kregen alsnog voorzichtig de handen op elkaar. Toch betwijfelen we of de bedankingen van Robert Levon Been richting het publiek echt gemeend waren.

De horde fans van Green Day op de eerste rijen konden het optreden van Vampire Weekend duidelijk een pak meer smaken. De eerste noten van ‘Cousins’ waren voldoende om de zomer echt tot in Werchter te brengen. De band bracht een perfect gekozen selectie uit hun drie cd’s. Het viel op hoe oudere singles als ‘White Sky’, Holiday’ en ‘A-Punk’ moeiteloos overeind bleven. Op hun geweldige laatste langspeler ‘Modern Vampires of The City’ etaleert Vampire Weekend een ander, meer volwassen geluid, en dat zorgt ook live voor een aangename afwisseling. Het bloedmooie ‘Step’ is wat zij verstaan onder een pianoballad, en het door reggae beïnvloede ‘Ya Hey’ was een ideale aangelegenheid om de stemhoogte van band en publiek te testen. Zanger Ezra Koenig is nog steeds een Afro-Amerikaanse hiphopstem verhuld in het lichaam van een witte melkmuil, en ‘Walcott’ blijft de gedroomde afsluiter van een Vampire Weekend-concert: de hyperkinetische keyboardriedel, de snijdende gitaarlijn en het heerlijke refrein voerden ons meteen mee naar Cape Cod, de plek die ze met dit nummer net willen ontvluchten.

Wanneer Matt Berninger van The National zijn fles wijn opentrekt, weet je dat het feest kan beginnen. Hun livereputatie kennen we al een tijd, en na hun blijkbaar fenomenale passage in het Koninklijk Circus enkele weken geleden waren de verwachtingen hooggespannen. Berninger testte in opener ‘Squalor Victoria’ al meteen zijn stembanden. De woede maakte in ‘I Should Live in Salt’ al snel plaats voor bloedmooie melancholie. De door piano opgeëiste hitsingle ‘Bloodbuzz Ohio’ zorgde voor het eerste meezingmoment van dit festival. Al is The National vooral indrukwekkend wanneer hun zanger schreeuwend over het podium strompelt, zoals tijdens ‘Sea of Love’. Hoe hij zijn micro weggooide wanneer het laatste woord van ‘Afraid of Everyone’ weggestorven was, dat is Berninger ten voeten uit: doodeerlijke verbetenheid. Het wordt pas echt interessant wanneer hij zich aan zijn traditionele wandelingen in de frontstage en het publiek waagt: eerst bij ‘Graceless’, waarna hij stuntelend terug het podium opkroop in plaats van gewoon de trap te gebruiken, nadien opnieuw bij ‘Mr. November’, waarbij zowel Berninger als de toeschouwers zichzelf volledig konden verliezen. De kabel was te kort en naar het einde toe begaf de micro het gewoon, maar dat hield deze bijzondere frontman niet tegen om te blijven schreeuwen. Ook voor afsluiter ‘Terrible Love’ begaf hij zich in de eerste vakken. “It takes an ocean not to break,” zong Berninger, en het is inderdaad moeilijk om niet te breken wanneer je zo’n zanger en een band vol passie aan het werk ziet.

Toen we naar The Barn wandelden voor Bloc Party, hadden we in ons hoofd al afscheid genomen: dankzij matige passages op Pukkelpop en de Lotto Arena in combinatie met de sluipende geruchten over een split en het plotse verdwijnen van drummer Matt Tongue lagen onze verwachtingen namelijk onder nul. Hebben we deze ooit zo geweldige Britse band misschien te vroeg afgeschreven? We stonden ervan te kijken hoe het volk tot ver buiten de tent stond aan te schuiven om een glimp op te vangen van Kele Okereke en de zijnen, maar het duurde niet lang om te snappen waarom. Bloc Party was ontketend, alsof ze iets wilden bewijzen aan iedereen die al lang niet meer in de band gelooft. Al zullen we de songs van laatste album ‘Four’ of hun recente ep wellicht nooit echt smaken, toch deed het deugd om te mogen vaststellen hoe de tent in vuur en vlam stond bij oude klassiekers als ‘Song for Clay (Disappear Here)’ en ‘This Modern Love’. Kele’s voorliefde voor dancemuziek kwam naar boven bij floorfillers als ‘One More Chance’ (we zijn nog altijd geen fan van het lied, maar eerlijk is eerlijk: de tent daverde op haar grondvesten) en zeker ‘Flux’, met een flard van Rihanna’s ‘We Found Love’ als intro. ‘Helicopter’ klonk scherper dan ooit tevoren, en even waanden we ons terug in 2008, toen Bloc Party nog de hele wereld voor zich leek te hebben. Als deze tour inderdaad het einde van Bloc Party betekent, dan hebben we alvast in schoonheid afscheid genomen.

Terwijl de grote massa aan het hoofdpodium verzamelde voor Green Day en vooral Billie Joe Armstrongs volksmennerij, had Jon Por Birgisson van Sigur Rós zijn eigen methode om het publiek te bespelen. 45 seconden lang dezelfde noot zingen zonder naar adem te happen, dat verdient applaus. Dat was tijdens voorlaatste nummer ‘Festival’, een moment waarop Jonsi al lang geen publiekstrucjes meer nodig had. Deze groep is al achttien jaar bezig en er zit nog geen greintje sleet op. Het nieuwe materiaal, onder andere het industriële ‘Brennistein’ en het meer popgevoelige ‘Isjaki’, klonk allemaal even donker als adembenemend. Hun klassieke hoogtepunten, zoals de xylofoonpop van ‘Saeglopur’, de lang uitgerolde climax in ‘Glosoli’ of de hoofdrol voor de blazerssectie in ‘Olsen Olsen’ zaten netjes verspreid over de set. Een constante in een optreden van Sigur Ros is de euforie die zich van band én publiek meester maakt tijdens het even eenvoudige als briljante ‘Hoppipolla’: meer dan twee handgebaren heeft Jonsi niet nodig om het publiek te laten meeneuriën met de langgerekte outro. En soms, héél soms, komen ze los uit de zo starre sérieux die de band lijkt te omringen: de taart en singalong voor de jarige drummer Orri Pall Dyrason zijn daar het levende bewijs van. Het hoeft niet te verbazen als we zeggen dat het twaalf minuten met open mond staren naar de volgende laag in het muzikale meesterwerk dat ‘Popplagid’ heet, zoals de traditie het verlangt, het absolute hoogtepunt van de set vormde. Sigur Ros zal ons nooit vervelen; nog altijd even hard en intiem, bloeddorstig en tegelijk bloedmooi.

Fidlar website
Palma Violets website
Black Rebel Motorcycle Club website
Vampire Weekend website
The National website
Bloc Party website
Sigur Ros website

Rock Werchter website