Brussel is altijd een beetje thuiskomen voor de alternatieve folkies van Grizzly Bear. De stad sloot hen al vroeg in de carrière in de armen, en heeft ze sindsdien nooit echt losgelaten. Het eerder dit jaar uitgebrachte ‘Painted ruins’ mochten ze in een alsnog uitverkochte Ancienne Belgique komen voorstellen, en dat deden ze bijgevolg met veel plezier.
Voorprogramma Liima kon zich geen betere act wensen om voor te openen. Het uit de assen herrezen Efterklang aangevuld met Deense drummer Tatu Rönkkö brengt begin november de opvolger voor het gesmaakte debuut ‘ii’. Drie weken voor de release had de band de eerste vinylpersingen van ‘1982’ al bij, en wat we daarvan hoorden klonk bij momenten verdacht veel als onze eigenste Warhalo. Net als de Antwerpenaren put Liima inspiratie uit de donkere jaren tachtig, waarna er met stemvervorming en onderkoelde electronica-toetsen een nieuwe draai aan gegeven wordt. Rönkkö bewees zijn meerwaarde met dansbare ritmes waar frontman Mads Brauer een Berlijns sausje overheen goot. Boeiend van begin tot einde – hopelijk kunnen we over een paar weken hetzelfde zeggen over die nieuwe plaat.
‘Painted ruins’ is ondertussen al album nummer vier van Grizzly Bear, dat furore maakten in de New Yorkse scene rond Animal Collective en Yeasayer. Het is niet de meest baanbrekende (‘Veckatimest’) of meeslepende (‘Shields’) plaat van de Amerikanen, maar wel een welkome uitbreiding op hun bestaande indiefolk-palet. De meer elektronisch gestoelde nummers werden in de Ancienne Belgique van extra slagkracht voorzien om niet onder te doen voor het oudere werk: nu eens met drums die als blikseminslagen insloegen (‘Cut-out’), dan weer met prominente synthesizers in het één-tweetje ‘Mourning sound’ / ‘Glass hillside’. Het viertal werd niet voor niets vergezeld van een extra toetsenist.
Behalve nieuwe nummers werd er vooral geput uit de twee voorgaande platen. In dat oudere werk mocht de baritonzang van Ed Droste als vanouds verstrengelen met de atypische falset van Daniel Rossen, om weer uit elkaar gerukt te worden door in het rond klievende gitaaruitbarstingen. Te midden van knap verlichte doorschijnende kreukeldoeken leek het haast alsof de band te midden van een gletsjer ‘Yet again’ inzette, waarna een gloeiende finale die illusie deed wegsmelten. Ook ‘Fine for now’ ontaarde in een zinderende climax, gevolgd door welkome ademruimte tijdens ‘Ready, able’.
Behalve enkele lofbetuigingen aan het publiek waren de New Yorkers vooral verzonken in hun eigen muziek. De euforisch onthaalde piano-intro van ‘Two weeks’ werd op een spaarzame grijns onthaald, en in het daaropvolgende ‘On a neck, on a spit’ (behalve ‘Knife’ het enige nummer van debuut ‘Yellow house’ dat de setlist haalde) fungeerde de pastorale zang als een extra sluier over het podium.
Voor het slot van de show haalde bassist Chris Taylor de rest van zijn instrumentarium boven. Een klarinet gaf ‘Foreground’ wat extra warmte mee, terwijl zijn snerpende dwarsfluit ‘Knife’ aanscherpte. En in echte afsluiter ‘Sun in your eyes’ stond de toetsenist zelfs op om een trompet te laten schallen terwijl Taylor het slotakkoord uitblies met zijn sax. Het waren welkome toetsen die gerust wat prominenter in andere nummers hadden mogen zitten. Nu klonk Grizzly Bear uitstekend zoals op plaat, maar klauwde de groep zelden. Een fijn weerzien, dat wel.