Bozar Night schotelde donderdagavond een geweldige affiche voor met een aantal acts die gepast arty waren, en met hun performance ook op een intellectueel niveau indruk wisten te maken. De eerste was TCF, een Noorse artiest die net als een heleboel andere hedendaagse kunstenaars slash componisten slash producers geobsedeerd is door technologie, het internet en de toekomst. Portretten, dit jaar deel van Bozar Nights thema, zijn niet per se het onderwerp van zijn werk. Wel is hij bezig met een andere vorm van het representeren van de werkelijkheid: codetaal en andere manieren om geheime boodschappen te verspreiden. Holdus is er zelfs zo door geobsedeerd dat hij zijn naam legaal liet veranderen naar een anagram van zijn geboortenaam.
Interviews van de Noorman lezen staat garant voor flinke hersenactiviteit; TCF refereert in zijn antwoorden zelfs naar wetenschappelijke lectuur. De onderliggende boodschap van zijn werk en ideeën is dat kennis en macht impliciet aan mekaar gelinkt zijn. Dat wordt op een zekere manier ook duidelijk in de muziek; omdat de artiest elementen achter codes verstopt, heeft hij een vorm van macht over de luisteraar. Die macht verliest hij anderzijds zelf wel wanneer hij computers via bepaalde algoritmes – bijvoorbeeld om een bepaalde afbeelding via een spectrogram in muziek om te zetten – deels de artistieke leiding geeft.
Hoewel Holdus niet van mening is dat kunst een verzetsvorm moet zijn, maar vindt dat kunst net een soort leidinggevende rol moet spelen waarin het kennis verschaft, zou je zijn muziek wel snel als “revolutionair” labelen. Dit omdat hij, zoals gezegd, de controle over het creatieproces uit handen geeft aan technologie, maar ook omdat hij op een minder abstract niveau overrompelt met brede, drukke en moeilijk te begrijpen soundscapes. Het is bij momenten alsof je naar een auditieve interpretatie van de door de producer intensief onderzochte big data zit te luisteren. Dat maakt een set van hem enerzijds een moeilijke klus om te doorstaan, op de grens van conceptuele kunst en muziek, maar zorgt anderzijds voor een intense beleving wanneer het volume juist afgesteld is.
Wat Holly Herndon doet is in se niet zo heel verschillend; geen wonder dat de Amerikaanse tijdens Bozar Night voor TCF in het publiek stond. Ook zij gebruikt de ironie van de technologie: ze kaart door middel van elektronische apparatuur zaken aan die geschapen worden door diezelfde apparatuur. Net als Holdus wil ze geen blinde internetkritiek geven, maar bericht ze over de online leefwereld. Wanneer ze in ‘Home’ over de NSA-onthullingen met betrekking op privacy zingt en musiceert, dan gaat het meer over de break-up die ze toen met haar geliefde mailbox doormaakte dan over de praktijk op zich. Daarnaast krijg je de indruk dat de doctoraatkandidate (die in Stanford al een cursus gaf aan het Center for Computer Research in Music and Acoustics) ook vooral nieuwe kennis over ervaringen op het wereldwijde web wil doorgeven in haar muziek.
Zowel de sound van TCF als die van Holly Herndon doet ondergetekende meteen naar het woord “dystopisch” grijpen, hoewel beide artiesten niet per se zo’n negatief beeld willen schetsen. Het is een gevoel dat lijkt te primeren bij post-internetkunst en -muziek, mogelijk omdat het internet een reusachtige en chaotische wolk is die je moeilijk anders kan voorstellen dan met behulp van gigantische, drukke en flitsende structuren. In een artikel voor The Fader haalt Alexander Iadarola het idee aan dat dit soort muziek het gevolg en een reflectie is van de manier waarop we informatie momenteel sorteren, met overlopende feeds die duizend-en-één emoties in een handvol seconden oproepen.
Dat gevoel verklaart voor een deel waarom een optreden van de Amerikaanse zo indrukwekkend blijkt. De sfeer is moeilijk helemaal te bevatten, maar het prikkelt wel. Live weet de wortelrosse componiste die nog beter uit de verf te laten komen door een rasechte clubaanpak; bij haar set hoort er immers gedanst te worden. Langs de ene kant verbaast de muzikante dan met typische visuals in Jon Rafman-stijl waarin ze zelfs de gastenlijst van het evenement even opsnort, langs de andere kant merk je dat het in de feestelijke stemming van de Bozar Night toch vooral genieten is wanneer de betere beats de show stuwen.
Hoe SOPHIE – zijn opvallende ros haar buiten beschouwing gelaten – in dit plaatje past, is dan weer een moeilijkere vraag. De producer is namelijk karig en vaag in het lossen van informatie. Vrij oppervlakkig gesteld hoorde de Brit nog het meest in het thema van deze Bozar Night omdat hij zijn gezicht niet wil laten fotograferen en een verwarrend vrouwenportret de wereld instuurt.
Maar er is meer. SOPHIE heeft in een interview met Pitchfork al aangegeven dat hij werkt vanuit een conceptueel standpunt: “Aesthetic aims should be secondary to conceptual aims, otherwise you end up with music that is driven by stylistic references rather than its conceptual or musical ideas, or actual content.” Net als Herndon en TCF lijkt de mysterieuze artiest een synthetische internetesthetiek te gebruiken om te reageren op onze (online) leefwereld en dan vooral de bijbehorende marketing en kapitalisme. Daarmee sluit hij zich aan bij zijn maatjes van PC Music die ons een spiegel voorhouden van de maatschappij waarin we leven. Zoals de theorie van het accelerationisme voorschrijft, tonen ze een uitvergroot beeld van de werkelijkheid (voor zover je de virtuele wereld kan beschrijven met het woord “werkelijkheid”), in de hoop dat het opvalt hoe verschrikkelijk die is. Die aanpak valt nog het meest op bij GFOTY, een artieste die niet alleen de meest kwaadaardige nummers maakt, maar in duidelijk geënsceneerde interviews ook steevast over haar liefde voor geld praat. Ook SOPHIE draagt zijn steentje bij; in een zeldzaam interview met Billboard omschrijft hij zijn genre als “advertising”. Wie de clip van ‘Hey QT’ gezien heeft – SOPHIE is één van de producers achter QT – weet hoe creepy die overdreven perfecte reclame kan zijn.
Belangrijk bij zowel de sound van TCF, Herndon als die van SOPHIE is dat je niet cerebraal aangetrokken moet zijn tot de muziek, maar dat die natuurlijk ook gewoon aanspreekt zonder deze hele context. Dat valt ook zeker bij een set van die laatste op. Hoewel PC Music, Manicure Records en een heleboel andere SoundCloud-artiesten eenzelfde esthetiek gebruiken, springt de stijvolle jongen er toch echt uit met een mix die veel minder teert op de kawaii-stijl van bijvoorbeeld Hannah Diamond of Ponibbi en meer grijpt naar ruwe genres als grime, Crookers-achtige electro en jersey club. Ondanks de bizarre cocktail van stijlen, weet de Schot ze toch met een zekere “less is more”-aanpak in een waanzinnig leuk jasje te steken.
Tot slot roepen deze artiesten niet enkel vragen op over big data, privacy of reclameboodschappen, maar ook over de muziekwereld op zich. Waarom duiken nu pas de eerste artiesten op die technologie op deze manier gebruiken? Gaan jonge artiesten die nu opgroeien met het internet hun computer boven gitaren en drumstel verkiezen? En zullen we wennen aan die vervreemdende en bijna beangstigende post-internetstijl als meer en meer muzikanten er inderdaad gebruik van maken? Het lijkt in ieder geval moeilijk te geloven dat de invloed van het internet en technologie de komende jaren niet verder zal toenemen.