‘Cavalcade’ is de gebalde vuist waarmee black midi zelfverzekerd gaten slaat in de deur van door jazz geïnspireerde post-punk. Met het in 2019 verschenen ‘Schlagenheim’ verzekerde het Engelse viertal zich al een plaats op de eindejaarslijsten van veel jongens en meisjes die weten waar de post-punk bel hangt. Hun opvolger ‘Cavalcade’ doet dat trucje in 2021 nog eens fijntjes over. Van de dystopische opener ‘John L.’ tot de orchestrale afsluiter ‘Ascending forth’ slaagt black midi erin om een kaleidoscopische verzameling van stijlen organisch in elkaar te laten overvloeien. Zo zijn er muzikale parallellen te trekken van dit album naar het in 2016 verschenen ‘Blackstar’ van David Bowie, waarbij duistere jazz-invloeden de boventoon voeren.
In tegenstelling tot zijn spirituele voorganger hangt er geen zwaarmoedige zwarte sluier over de nummers van ‘Cavalcade’. De duisternis hier is van het jachtige, nachtmerrieachtige soort waaraan er geen ontsnappen is. Het album is een labyrinth van onverwachte muzikale wendingen die het viertal moeiteloos in elkaar verweven tot een explosief geheel. De ruwe randjes bij de productie van ‘Schlagenheim’ zijn er wat afgeveild waardoor de opvolger grootser en zo mogelijk nog theatraler overkomt. (Frederik L.)
9. Lingua Ignota – Sinner get ready
Het slachtoffer zijn huiselijk geweld en de ondraaglijke pijn van een wervelkolomoperatie hadden de pure pijn die aan de basis ligt van Lingua Ignota’s tweede album, extreem gevoed. Net zoals op ‘Caligula’ klemt Kristin Hayter je hart vast in een ferme greep terwijl ze door de ogen in de ziel staart en je meeneemt in haar verhaal van agonie. Haar kenmerkende, doordringende stem wordt op deze plaat vergezeld door Appalachiaanse folkinstrumenten, banjo en cello. Instrumenten die ze zichzelf als klassiek geschoolde muzikant in vrije korte tijd aanleerdde, net zoals een getalenteerd autodidact.
Muzikaal, tekstueel en emotioneel druipt de klasse er bij ‘Sinner get ready’ vanaf. Er zijn weinig artiesten op aarde, zelfs zij die de zwartste metal maken, die op zo’n manier chaos en verdriet kanaliseren. Ze weet die overigens op zo’n manier eigen te maken die niemand onberoerd laat. Deze elementen worden dan nog eens gepaard met religieuze symboliek die op zich dan nog eens implicerend verwijst naar de emancipatie van vrouwen en sekswerkers. De gelaagdheid die Hayter verwerkt in haar albums houdt trend na ‘Caligula’, maar blijft desalniettemin indrukwekkend. “I am relentless, I am incessant, I am the ocean. And all who dare look upon me swear eternal devotion”. (Louis)
Squid wordt al enkele jaren geroemd om hun dynamisch geluid dat nooit voor één gat te vangen is. Hun debuut ‘Bright green field’ louter als postpunk bestempelen gaat dan ook voorbij aan zijn opwindend complexe samenstelling. Daarmee is de plaat meteen een weerspiegeling van hun gefuseerde manier om de wereld in al zijn aspecten te bekijken en te consumeren. De band laaft zich aan een onverzadigbaar vat aan inspiratie. Combineer al die invalshoeken met hun extreme drang om nieuwe paden te bewandelen én hun doodsangst om in herhaling te vallen dan is het resultaat een driftig muzikaal universum waar grenzen onbestaand lijken.
Zo transformeert ‘Boy racers’ van funky tot een bevreemdende sci-fi soundscape. ‘Narrator’ start als glorieuze jazz pop maar ontwricht stelselmatig de mentale weerbaarheid. Terwijl het behaaglijke ‘2010’ zijn climax kent in gestuurde én overstuurde chaos. En in het nerveuze ‘Pell St.’ clasht funk en binaire elektro tot zwaarmoedige melancholie het sporadisch overneemt. ‘Bright green field’ mikt op dansbenen, teert op zintuiglijke flexibiliteit, zet aan tot reflectie, ontreddert en verheugt. Ook na ettelijke luisterbeurten blijft de plaat verrassen. Ze houdt bovendien de luisteraar alert en klinkt de plaat telkens opnieuw uiterst opwindend. (Jonas VL)
Britse dub(step)-legende The Bug schopte met ‘Fire’ iedereen die het horen wou niet alleen wakker, maar bovenal ook een geweten aan. Teksten over hoe hebzucht en polarisatie de maatschappij voor velen ongehoorden onmogelijk dreigt te maken. Tragedies zoals die van de Grenfell Tower en over de verdrukking waar iedereen in verzeild is geraakt de laatste twee jaren vormen een eerste deel van deze soundtrack bij de wereld vandaag. Ze worden gebracht door legendes als Flowdan en de poëten Moor Mother, Nazamba en Roger Robinson. Met loeihard dreunend bassen, vettige dancehall ritmes & soms onstuitbare muren van noise creëert de nu in Brussel wonende producer een geheel dat niet anders dan als waarschuwing, als aanklacht en als oproep gezien mag worden. (Anton)
6. Tyler, The Creator – Call me if you get lost
Wanneer de zon weer in ons hart komt, de dagen langer worden en het jaar eindigt op een oneven getal, dan is het tijd voor een nieuwe Tyler, The Creator. Dit jaar was dat dus niet anders. Wat wel verrassend was, was de richting die Tyler uitging met ‘Call me if you get lost’. Na ‘Igor’ en ‘Flower boy’ leek de rapper steeds meer plaats te maken voor de zanger in hem.
Niets daarvan waar op zijn nieuwe worp. De shockrap van ‘Goblin’ is dan wel niet meer, this boy can still spit. We vinden Tyler op een moment in zijn leven waarop hij zich bewust is van zijn hartensmart, zijn seksualiteit, sociale ongelijkheid en nog een boel actuele thema’s. Maar vooral de manier waarop is indrukwekkend. Tyler Baudelaire, het personage dat hij in het leven riep voor dit album, is de fancy pantsy zakenman die geniet van alles wat geld en het leven te bieden heeft. Lastig om als rapper dan niet in 1001 clichés te vervallen, maar Tyler omzeilt alle valkuilen met gemak. Nooit nam hij meer hooi op zijn vork voor een album (tot aan de productie toe) en wat smaakt dat naar meer. Tot over anderhalf jaar! (Bert)
5. The Weather Station – Ignorance
Blij dat smeltende poolkappen, massamigratie als gevolg van toenemende verdroging en natuurrampen die eerder regel dan uitzondering worden toch nog ergens goed voor zijn. Tamara Lindeman had al drie platen gemaakt onder haar alias The Weather Station, maar op ‘Ignorance’ doet ze haar artiestennaam alle eer aan en liet ze zich volledig inspireren door weinig hoopgevende klimaatrapporten. Ze klinkt strijdvaardig en potig, vol knappe indiefolk die steunt op zowel gitaar als piano. Er was geen plaat die dit jaar zo vaak in m’n door algoritmes automatisch aangevulde luistertrips belandde. Dat ik het album desondanks nog steeds niet ‘skip’ zegt iets over de kwaliteit van Lindemans beroerende én ontroerende nummers. (Mattias)
4. Dry Cleaning – New long leg
Eerst even de clichés: Insert opmerking over de derde punkgolf. Insert stuk over dat er écht veel goede albums van 2021 uit London komen. Insert uitleg over de parallellen van Dry Cleaning met black midi, Black Country, New Road en Viagra Boys. Nu tot de orde van de dag: het viertal van Dry Cleaning – vocalist Florence Shaw, gitarist Tom Dowse, bassist Lewis Maynard en drummer Nick Buxton – waren ons al een tijdje aan het teasen met de ep’s die ze in 2019 uitbrachten. Het debuut is een gitaarhevige plaat in een strak en haastig stramien met grimmige bassen.
Kers op de taart is toch vooral de Britse ironische toon van Shaw. Wat ze zingt, lijkt op iets wat met poëzie te maken heeft. Wanneer je inzoomt op de teksten, wekken die vooral een brede grijns op (wel, als je van absurdisme houdt). Bijgevolg zien we hier een onuitputtelijke bron voor tag lines onder je volgende instagramfoto (“more espresso, less despresso” uit ‘Her Hippo’ of “I just want to put something positive into the world but it’s hard because I’m so full of poisonous rage” uit ‘Every Day Carry’). Nouja, niet alles wat uit Shaw haar mond komt, is iets dat je direct zou willen verder vertellen (“Someone pissed on my leg in the big Sainsbury’s” uit ‘John Wick’). (Eva)
3. Little Simz – Sometimes I might be introvert
Barney Stinson liet het ons al weten in ‘How I met your mother’: new is always better. We twijfelden daar toch aan toen Little Simz haar nieuw album ‘Sometimes I might be introvert’ aankondigde. Want was ‘Grey area’ goed. En toch is het nieuwe album beter. We hadden het amper durven hopen. Is het omdat Inflo, de producer die het enigma Sault helpt bij het scheppen van dat unieke geluid, hier de productie in handen neemt? Is het omdat de singles ‘Introvert’, ‘Woman’, ‘Point & kill’, ‘Rollin stone’ en ‘I love you, I hate you’ zo’n goeie hypers waren op voorhand dat we al verkocht waren voor het album er effectief is? Zijn het misschien de gastbijdrages van Cleo Soul en Obongjayar die net dat nodige vleugje extra brengen waardoor het nog eens zo goed klinkt?
Waarschijnlijk een combinatie van dat alles en vooral: omdat Little Simz een dijk van een rapster is die haar voorlopige meesterwerk wist neer te zetten. Bovendien is ‘Sometimes I might be introvert’ één van de hoogtepunten van de laatste jaren uit de bloeiende Londense scene wat betreft hip en hop en de vele crossovers die figuren als Inflo orkestreren. Hulde, want wat een plaat. (Bert)
Je moet wat na een carrière van dertig jaar moeten Mimi Parker en Alan Sparkhawk gedacht hebben toen ze in 2018 ‘Double negative’ uitbrachten. Het album bleek een complete omslag van hun verder altijd verterende indie-sound waar verknochte Duyster-fans hen via leerden kennen. De plaat blijkt nu vooral qua sound design de voedingsbodem te zijn voor ‘HEY WHAT’. Een verdere uitdieping van de sound van toen dringt zich namelijk op gezien de wereld er in 3 jaar tijd er niet bepaald op vooruit is gegaan. En dat moet eruit, ditmaal gebracht met meer zelfvertrouwen.
Van het verplulverende ‘White horses’ dat met een wall of noise van meet af aan compleet nieuw terrein bewandelt tot tranentrekkers als ‘I can wait’, het pulserende ‘Disappearing’ en het monumentale ‘The price you pay’. Parker en Sparkhawk hebben in tussentijd dan wel afscheid moeten nemen van jarenlang bassist Steve Garrington, zijn leegte wordt aan de knoppen ruimschoots opgevuld door BJ Burton. Die gooit namelijk in nummers als ‘Days like these’ en zeker ‘There’s a comma after still’ de noise-bak flink open waardoor het anders zo verhemelende stemgeluid van de twee in duet op een machtige manier wordt opengebroken. (Yannick)
1. Black Country, New Road – For the first time
Enkele malen per jaar mogen de superlatieven worden bovengehaald en wanneer we ‘For the first time’ rondjes op onze platenspeler laten draaien, denken we enkel in overtreffende trappen. Ondanks de titel van de plaat zal de naam Black Country, New Road niet voor het laatst over menige tongen gaan. De band die al enkele jaren in het live circuit furore maakt is de hype ondertussen al even voorbij. Een nummer als ‘Athens, France’ kan geen lucky shot zijn want het teert op heel veel branie, talent en een indrukwekkende (muzikale) verhaallijn. En mocht het daar stoppen dan zou ook dit een toevalstreffer kunnen zijn, maar wat volgt is minstens even indrukwekkend.
De plaat bevat slechts zes nummers, maar begeestert wel elk van deze 40 minuten met klassiek geïnspireerde melodieën, nerveuze gitaren, dissonante saxofoon klanken, pretentieuze zanglijnen, gypsy- en klezmerinvloeden en wekt zelfs sporadisch een romantisch beeld op. Black Country, New Road trekt als zigeuners doorheen een muzikaal landschap waarbij achter elke bocht een verrassing kan schuilen die zowel geruststellend, beklemmend als beiden tegelijkertijd zou kunnen zijn. ‘For the first time’ brengt een handvol kronieken die inspiraties uit de jazz, postpunk, klezmer en punk vervlechten met paranoia, melancholie, ambiguïteit, vervreemding en hier en daar een sprankel hoop. Voor wie graag wil weten hoe dit dan klinkt raden we het film noir getinte, mysterieuze orgelpunt van de plaat ‘Opus’ aan. Wat ons betreft bracht Black Country New Road net één van de beste debuutplaten in jaren uit. (Jonas VL)