60. Viagra Boys – Punk rock loser
Zoet is de herinnering van de slag in het achterhoofd die ik kreeg tijdens de 45-minuten aanhoudende mosh pit bij het Viagra Boys-concert in de Botanique in mei. In ‘Punk rock loser’ staat het energieniveau echter een pitje lager, zonder af te doen aan de rock ’n roll-sfeer. Zanger Sebastian Murphy neemt op deze single een introspectief loopje naar de tijd toen hij zichzelf gedroeg als het stereotypebeeld van de onzelfzekere, dus overcorrigerende stoere macho. Het is zowel een shout-out naar, als een bespotting van, zijn vorige persona. Muzikaal lijkt het op een soort punk-western. Wat vlekkeloos aansluit bij deze komische hulde aan de cowboy die Murphy ooit was. (Louis)
59. Hatchie – Quicksand
De Australische Harriette Pilbeam heeft een knack voor topschijven produceren. Dat was al duidelijk op haar debuutalbum ‘Keepsake’, maar wordt simpelweg bevestigd op haar tweede plaat. Op zich vindt ze het wiel niet uit, maar ze weet van synth- en dreampop wel iets meer te maken dan het cliché elektronica-beladen soort popnummers die wat voortmijmeren. De productie is glossy, haar zanglijnen clever, en de instrumentals kostelijk baggy. (Yannick)
58. Blondshell – Olympus
3 minuten en 43 seconden. Meer tijd had Sabrina Teitelbaum niet nodig om haar naam te doen gelden in de indiescene. ‘Olympus’ is immers haar debuutsingle onder de naam Blondshell, eentje waarmee ze meteen heel wat ogen op haar gericht kreeg. Het is ook niet moeilijk in te zien waarom ‘Olympus’ het zo goed doet. Aan de ene kant straalt het nummer de typische rust uit die we met de betere singer-songwriters associëren, maar tegelijk kent het nummer een niet te ontkennen woede die onder het oppervlak schuilt. (Tobias)
57. Warhaus – Open window
‘Open window’ is de eerste single van Maarten Devoldere’s derde sterke Warhaus-plaat, ‘Ha ha heartbreak’. Het nummer begint als vrij klassieke Warhaus, met een zweterige instrumental waar Devoldere zijn kenmerkende parlando op loslaat, maar ontaardt al voor het middenpunt in een dramatisch, barokkig samenspel van strijkers en piano. Het is bombastisch, maar heerlijk mooi en een uiterst stijlvolle en gepaste begeleiding van Devoldere’s hartzeer, dat vreemd genoeg net door die bombast nooit echt klagerig binnenkomt. In de clip scherpt de Belgische zanger het drama nog wat aan door in de achtergrond een heel arsenaal aan persoonlijke bezittingen door z’n ruit kapot te laten gooien. (Lowie)
56. Men I Trust – Billie Toppy
Er sluipt een streep new wave in ‘Billie toppy’ van Men I Trust, maar de stem van Emma Proulx kent geen donkerte. Wanneer ze begint te zingen, is er enkel licht. Toch straalt dit nummer meer sérieux uit dan de gewoonlijke zweverige lichtvoetigheid die Men I Trust zo verleidelijk maakt. ‘Billie toppy’ heeft een hoger popgehalte dan veel van hun nummers op hun jongste twee langspelers – misschien ook omdat het tempo de lucht ingaat – en blijft daarom ook lekker hangen. (Jonas Vda)
55. Floating Points – Vocoder
Een vocoder is een stembewerker die als input naar een synthesizer kan worden gestuurd. Na Kraftwerk experimenteert nu ook Sam Shepherd aka Floating Points met het toestel. Wanneer de drums en bas inkicken neemt hij je helemaal mee in zijn UK garage groove. (Ewout)
54. Fever Ray – What they call us
Karin Dreijer Andersson, alias Fever Ray, laat opnieuw van zich horen. Ze grijpt je bij je nekvel met de single ‘What they call us’, de voorbode van meer nieuw werk. De repetitieve synths en geduldige opbouw zetten de doordringende stem van Dreijer Andersson perfect in de verf. ‘What they call us’ is angstaanjagend mooi. (Jonas Vda)
53. Ethel Cain – American teenager
Hoewel Ethel Cains ‘Preacher’s daughter’ een van onze favoriete debuutplaten van het jaar is, zijn er niet veel losse tracks die we zomaar in een playlist zouden droppen. Daarvoor zijn veel tracks te vormloos en atmosferisch nogal te vaag. Het is een plaat die je werkelijk in z’n geheel moet ervaren. Eén van de uitzonderingen die er in de tracklist wél uitspringen, is ‘American teenager’, die slim als openingstrack gekozen is om je via een toegankelijkere song in Ethel Cains sonische wereld te trekken. Wanneer Ethel Cain wanhopig “It’s just not my year” zingt, is het moeilijk om niet mee te huilen en meteen de rest van het album op te leggen. (Tobias)
52. Daphni – Cherry
Daphni, één van de alter ego’s van Dan Snaith staat voor compromisloze dansmuziek. Dat is exact wat je krijgt met ‘Cherry’. Al maakt het tegendraadse ritme het misschien wat moeilijker om op de maat te bewegen, je gaat sowieso shaken als een melkdrank. Met een ‘Cherry’ on top. (Jonas Vda)
51. Beth Orton – Weather alive
Met virtuoze, moderne jazz-muzikanten als Alabaster DePlume (sax) en Tom Skinner (drums) in haar backing band, geeft Beth Orton haar op-piano-gecomponeerde-folksongs een extra diepe laag. Ortons laatste full-length vermijdt alle singer-songwriter clichés door inspiratie te putten uit ambient soundscapes en focus te leggen op sterke ritmes. De titeltrack is misschien wel het beste voorbeeld van die aanpak. ‘Weather alive’ klinkt zo naturel dat Orton haast één wordt met de natuur. En dan hebben we het nog niet gehad over haar karakteristieke, doorleefde stemgeluid, dat in elk opzicht bijdraagt aan de unieke sfeer die hier wordt neergezet. (Martijn)
50. Animal Collective – Royal and desire
‘Royal and desire’ brengt ‘Time skiffs’ – de sterke comebackplaat van Animal Collective – tot een sfeervolle conclusie. Dankzij de relatief simpele structuur en z’n toegankelijke, meditatieve folkrock-sound, werkt de track als een kalmeringsmiddel tegen de drukte en complexiteit van de voorbije 40 minuten. Deakin neemt de lead vocals voor z’n rekening en wordt bij momenten vergezeld door Avey Tare en tenslotte ook Panda Bear. De harmonieuze samenzang die de band hier brengt, doet ons bijna denken aan een psychedelische versie van – durven we het zeggen – Fleet Foxes? Zelden voelde Animal Collective zo naturel en menselijk aan als op ‘Royal and desire’. (Martijn)
49. Alvvays – Easy on your own?
Kiezen is verliezen, en dat is absoluut het geval wanneer je uit het nieuwe album van Alvvays de beste single(s) moet selecteren. ‘Blue rev’ staat bol van nummers die het tot in deze lijst hadden kunnen schoppen. Wie weet kom je Molly Rankin en co wel nogmaals tegen. Deze ‘Easy on your own’ is een tijdloos indierock nummer pur sang. Heerlijk jengelende gitaren, stevige hooks van Rankin die tot in het oneindige reiken, en een catchy refrein. Meer is er soms niet nodig. (Yannick)
48. Wet Leg – Ur mum
De gigantische hype die rond Wet Leg is ontstaan, valt voor een groot deel te verklaren dankzij de vinnige humor die Rhian Teasdale en Hester Chambers aan de dag brengen. Een nummer getiteld ‘Ur mum’ lijkt niet meteen in dat plaatje te passen, want we kunnen ons weinig uitgekauwdere grappen dan het ‘Yo mama’-format inbeelden. Laat het echter aan Wet Leg over om de grap op z’n kop te zetten. De moeder is in dit geval niet het doelwit van spot, maar van medelijden: “When I think about what you’ve become/I feel sorry for your mum.” (Tobias)
47. Two Shell – Home
Electronicaduo ‘Two Shell bracht met ‘Home’ een dansvloerhit van formaat. Met een sample van een nummer van experimentele r&b’ster Chinah’ creeëren ze een magische mix van jungle en PC Music. (Ewout)
46. The Smile – You will never work in television again
Het neersabelen van machtsmisbruik klinkt dankzij The Smile uiterst opwindend. ‘You will never work in television again’ mag dan wel pure verwerpelijkheid als thema hebben, het nummer laat een positief bevlogen indruk na dat desondanks niets op zijn pad onberoerd laat. (Jonas VL)