Header image

15 albums die we onterecht over het hoofd zagen in 2018

door Zeno Van Moerkerke

Wanneer we tevreden terugblikken op 2018, zijn we trots op al onze 410 (!!!) reviews, maar kunnen we ook niet anders dan vaststellen dat er nog steeds enkele mazen in ons net zitten. Sommige releases passeerden laag bij de grond, waardoor we ze over het hoofd zagen, sommige bleken gladde alen, waardoor ze ons meerdere keren ontglipten voordat we de kwaliteit te pakken hadden. Eindejaar is met andere woorden een ideaal moment om nog eens achter ons net te vissen en te kijken wat er nog te vangen viel. Van snedige postpunk en experimentele hiphop tot nihilisme en intelligente dansmuziek, we sloegen het aan de haak en voorzagen het alsnog van een welverdiende review. Dit waren de toppers waar we dit jaar te stil over waren.

JPEGMAFIA – Veteran

JPEGMAFIA kreeg twee jaar terug al gehoor binnen de diepste cirkels van de experimentele rapwereld met zijn ‘Black Ben Carson’ mixtape. Met zijn nieuwe album ‘Veteran’ lijkt hij nu definitief door te breken bij het hiphop-minnende publiek. Het is ook niet moeilijk om te zien waarom het net deze plaat is waar Peggy succes mee vindt: waar zijn vorige project bij momenten wat slordig klonk, klinkt ‘Veteran’ als secuur uitgedacht geheel. Dit wil echter niet zeggen dat de rapper zijn wilde haren verloren is. Dit album staat bol van de creatieve beats en er is bijna geen nummer te horen zonder dat een beat switch de revue passeert. Het waanzinnige hoogtepunt is ongetwijfeld ‘Real nega’, waarin JPEGMAFIA zijn longen kapotschreeuwt over een sample van ODB’s legendarische ‘Going down’ dat naar nieuwe intense hoogten gebracht wordt door de tribale percussie.

Je kan perfect naar ‘Veteran’ luisteren voor de interessante instrumentatie en de flows van Peggy, maar op tekstueel vlak heeft de man ook heel wat te zeggen. Het album is een staalkaart van alles waar JPEGMAFIA zich anno 2018 aan ergert, gaande van de triviale first world problems van millennials in ‘Thug tears’ over de dwaze opmerking van Morrissey tot serieuzere zaken als zijn aanvaringen met alt-right. Ook schuwt hij het over zijn eigen mentale problemen praten niet. ‘Veteran’ is echter geen bitter album, de rapper bespreekt alle thema’s met een gezonde dosis humor en een arsenaal aan ironische kwinkslagen. Met deze plaat plaatst JPEGMAFIA zich moeiteloos op de radar van de experimentele hip-hop. Alle liefhebbers van de stroming hebben dit album ondertussen waarschijnlijk al gehoord, maar mocht hij toch aan je aandacht ontsnapt zijn is het dringend tijd om daar verandering in te brengen. (Tobias)

Ed Schrader’s Music Beat – Riddles

We leerden het duo dat zich Ed Schrader’s Music Beat kennen door hun dosis vlammende postpunk op een Sub Pop-compilatie. Waar ze vroeger hun kamer dichttimmerden om zich in schaduwen te hullen, smijten ze op ‘Riddles’ alle ramen wijdopen om te beseffen dat ze in een lavendelveld in Zuid-Frankrijk zitten. De razend interessante solo-artiest Dan Deacon zat achter de knoppen om het duo van minimalisme tot maximalisme te verheffen, zonder de snedige postpunk in de weg te lopen. ‘Riddles’ heeft bijgevolg alles: de pompende motoriek van een donkere ritmesectie én wijdopen poprefreinen die euforie herleiden tot een mp3-file. Hoogtepunten ‘Seagull’ en ‘Kid radium’ voelen als wereldhits maar dan ingekleed tot verlegen muzieknerds die in een hoekje met zichzelf staan te dansen. Het allerbeste wordt het op de titeltrack, wanneer een riedelende pianosample die perfecte middenweg tussen euforie en melancholie vindt. Wat een album. (Zeno)

DJ Charme – Charme

In 2014 kreeg Gaving Vanaelst nog de titel meest beloftevolle producer opgespeld tijdens de Red Bull Elektropedia Awards. Toen nog onder de naam Kassett, nu herrezen als DJ Charme, heeft de Antwerpse producer zich ontpopt tot een van de boeiendste namen in de Belgische electronicascene, in goed gezelschap van onder andere SKY H1, Ssaliva, Golin en Nkisi.

Het eponieme debuut onder deze nieuwe moniker bewijst met verve dat de artiest daar thuishoort. ‘DJ Charme’ staat vol met inventieve versmeltingen van trance en rave in een experimenteel kader dat een breed spectrum aan oprechte emoties covert. Van de lieflijke euforie in ‘Intro’ over de zwaarmoedigheid in ‘Libera me’, tot de wanhoop van ‘Saudade’ bouwt de producer zijn tracks meticuleus op. Snedig en doorklievend, maar toch bedwelmend genoeg om je traag in vervoering te brengen. (Pascal)

Vansire – Angel youth

Vansire moet één van de meest eclectische albums van het jaar gemaakt hebben. En hoewel dat adjectief meestal niet veel goeds belooft, mag je enige vorm van ongerustheid hier wegbergen. Ambient, chillwave, indierock, hiphop: het vloeit allemaal door elkaar. Het duo uit Minnesota laat bovendien alle vriendjes uit de klas een bijdrage leveren, wat nog eens voor extra variatie zorgt. Alsof Real Estate, Toro Y Moi en Loyle Carner een bar binnenwandelen en de clou van de mop wel geslaagd is. (Mattias)

Eli Keszler – Stadium

Het najaar is het moment waarop muziekliefhebbers al eens last kunnen hebben van een trommelvliesburnout. Afgestompt door alles wat je zou moeten gehoord hebben maar toch niet helemaal je ding blijkt te zijn, is het wachten op die ene verlossende plaat. Dit jaar kon ‘Stadium’ van Eli Keszler tellen als heuse pallet cleanser. De percussionist blinkt uit in subtiliteit en weet toch een breed spectrum aan te slaan die de gehoorgangen volledig opblinkt. Hij verfrist de inhoud van het concept percussie en daagt de verbeelding uit met de verschillende invalshoeken die hij gebruikt, laverend tussen jazz en elektronica. Moest je nog niet overtuigd zijn, is het interessant om te weten dat hij dit jaar het grootste deel van zijn tijd op het podium deelde met Laurel Halo. (Michelle)

Skee Mask – Compro

De albumhoes vertelt eigenlijk perfect wat er in ‘Compro’ te vinden is, en toch kunnen er bij de eerste luisterbeurt al veel dingen ontgaan omdat er gigantisch veel te ontdekken valt. Bryan Müller weet een wonderlijk sneeuwlandschap te creëren door de ongelofelijke pacing en ademruimte doorheen de plaat, zoals op ‘Vli’. Hij voorziet nummers van  subtiele breakbeat of technoritmes die vooral in het tweede deel van de plaat sterk de bovenhand nemen. In de eerste helft hoor je IDM-giganten Autechre en Aphex Twin, bij opener ‘Cerroverb’ doet Skee Mask dan weer wat denken aan Nicolas Jaar en op ‘Soundboy ext.’ doet de Duitser zelfs drum and bass aan.

Dit album is vooral veel meer dan de som der delen. Müller schenkt ons met ‘Compro’ een album dat veel verder gaat dan de doorsnee ambient-plaat, gebruik makend van prachtige soundrecording-details. De plaat voelt aan als een wandeling doorheen de kille landschappen van het Noorden: hoe verder we gaan, hoe harder (‘Dial 274’) de natuur ons lijkt tegen te werken, om ondanks alles toch op onze eindbestemming te geraken met het eindeloze uitzicht. (Yannick)

Vessel – Queen of golden dogs

Net wanneer je denkt alles gehoord te hebben, stuit je op een album van Vessel dat toont hoeveel er nog mogelijk is binnen de muziek. ‘Queen of golden dogs’ is zo inventief dat het echt spectaculair wordt. In interviews met Seb Gainsborough kan je makkelijk verloren geraken in de pretentieuze referenties die kwistig rondgestrooid worden. Luisterend naar het album ben je eigenlijk al even snel het spoor bijster. Voor één keer is dat echter een goede zaak: op het ritme van hyperactieve, Lorenzo Senni-achtige trance spint Vessel een alomvattend web tussen kamermuziek en progressieve Oneohtrix Point Never-pop. Van prachtige, intieme passages tot het epische en beklijvende ‘Paplu (love that moves the sun)’: ambitieuzer, verfijnder en baanbrekender kom je het zelden tegen. (Thomas)

Twenty One Pilots – Trench

Twenty One Pilots heeft na het grote popsucces al genoeg spotlights op zich gericht, en toch verdienen ze wat mij betreft er nog een extra, namelijk die van de meerwaardezoekers. Wanneer pop, hiphop en reggae in de blender gaan, komt er meestal een mierzoete smoothie uit om zo ver mogelijk van weg te blijven. Antony Fantano, de man met mooie tanden, wees me er gelukkig op dat ‘Trench’ een ander beestje is. Frontman Tyler Joseph rapt beter dan ooit tevoren, zoals wanneer hij op ‘Levitate’ uitstekend aan de haal gaat met een Kendrick-flow, maar ook de poprefreinen blijven veelal binnen de grenzen van de goeie smaak. Single ‘My blood’ zal ongetwijfeld kapot gemaakt worden door zijn overvloedige airtime op Studio Brussel, hoewel het een ijzersterk anthem met schuifelende groove is. Ook de teksten schuwen grotendeels het knarsetanden, zo zou ‘Neon gravestones’ een schoolvoorbeeld van maatschappelijk relevante én toegankelijke popteksten moeten zijn in elke middelbare school vol XXXtentacion-fanboys. Joseph benadert genuanceerd het verafgoden van jonge overlijdens, het is überhaupt al bewonderenswaardig dat Twenty One Pilots zich aan zo een gloeiend heet hangijzer waagt op een popalbum. Wie twijfelt aan het talent van Twenty One Pilots – wij snappen waarom – moet minimaal ‘Morph’ een kans geven, wij zouden onze spaarrekening leeghalen om STUFF. daarvan een cover te laten maken. (Zeno)

Sim Hutchins – Clubeighteen2thirty

Wie afgelopen jaren het gelaagde werk van Andy Stott gesmaakt heeft, zal zeker zijn gading vinden bij Sim Hutchins. Op ‘Clubeighteen2thirty’ verzorgt de Londense audiovisuele artiest logge, donkere techno op maat van de donkerste uithoeken van de dansvloer. Zelf draagt hij het werk op aan de dood van de nostalgie – meer specifiek de miljoenenindustrie die er maar al te graag op inspeelt.

Nostalgie gaat vaak gepaard met iets romantisch en ongrijpbaars, een verloren vreugde. Op ‘Clubeighteen2thirty’ is enkel nog een verstoorde echo van die vreugde merkbaar terwijl Hutchins je gehypnotiseerd meesleept richting het hedendaagse pessimisme. En tóch weet hij al dat zware in een dansbaar jasje te steken. (Pascal)

Varg – Crush

Op het vijfde deel van Vargs ‘Nordic flora series’ dompelt de ambient-technoproducer de luisteraar onder in een heerlijke Scandinavische waas van drama en dromen. Er zijn lieve beats, er zijn vervaarlijke beats, er is bloedserieuze asmr, er is absurdistische asmr, er zijn features van SoundCloud-rappers tot Instagram-famous schilders. Er zijn airhorns, voorgelezen dm’s en een nummer dat ‘Spit sugar free Red Bull into my mouth’ heet. En het werkt allemaal! Klinkt coherent zelfs! Hoewel ‘Crush’ veel meer dan de meeste albums zinspeelt op de digitale samenleving en gemaakt is voor een technologieverslaafd, techno-verorberend elitevolkje doet het ensemble van de veertien nummers je wegzakken in een troebele rust die geen enkele vliegtuigstand je kan geven. (Thomas)

Rhob Cunningham – Step outside

Gitaren maken steeds meer plaats voor hiphop en elektronica. Binnen het gitaargegeven hebben singer-songwriters misschien het zwaarst te kampen met relevantieproblemen. En toch is er af en toe eentje die erin slaagt om zich te onderscheiden. Met een Iers accent dat soms ontsnapt en degelijk minimalistisch gitaarwerk, profileert Cunningham zich als een uitstekende verhalenverteller. De intimiteit benadert het gevoel dat je een persoonlijke narrator hebt die je hardnekkig volgt tot in het kleinste kamertje. En dat zonder ooit opdringerig over te komen. Buiten je kat zijn er waarschijnlijk weinigen die dat hem nadoen. (Michelle)

Okay Kaya – Both

Wie Indiestyle al even volgt, hoeven we Okay Kaya uiteraard niet meer voor te stellen. We deden dat immers al in 2015. Drie jaar later heeft de Noorse artieste dan eindelijk haar debuutalbum uitgebracht. Op het eerste gehoor geniet je van sensuele, melancholische slaapkamerpop van de meest genietbare soort – dankzij de warme instrumentatie en Kaya Wilkins’ tegelijk intieme en gereserveerde stem. De scherpte steekt Wilkins in haar spontane en directe lyrics waarin ze zich ongeforceerd en zonder rem prijsgeeft op verschillende facetten: eens klassiek gemis (‘Tu me manques’), anders met een scheut gezond sarcasme (‘Hindsights a bitch’), maar ook aandoenlijke positiviteit in ‘Habitual love’ en het spiraaltjesanthem ‘I.U.D’. ‘Both’ is een uitstekende plaat om bij onderuit te zakken, maar evenzeer een entertainende luisterbeurt waarin Okay Kaya op spitsvondige en positieve wijze met haar gevoelens omgaat. (Pascal)

Closer – All this will be

In januari maakten we op ‘All this will be’ kennis met met Closer, een driekoppige band die grossiert in wat door het label omschreven wordt als “heavy emo” en post-hardcore. Het gaat er stevig aan toe op het debuutalbum van Ryan, Griffin en Matthew met furieus en furieuzer geschreeuw en een felle, verslavende energie. De gevoelens liggen voor het oprapen en zijn gezien de moeilijk verstaanbare screamo universeel interpreteerbaar. Een nummer als ‘Hardly art’ heeft bovendien een filmisch riffje dat de agressie kadert binnen een emotionele ondertoon. Wat ‘All this will be’ voor mij daarnaast extra aantrekkelijk maakt is de straffe dynamiek die de groep aan de dag legt. De manier waarop hitjes ‘Gift shop’ en ‘Hardly art’ in mekaar overgaan is briljant, de tempoversnellingen in het nerveuze ‘This year’ zijn tekenend voor de broeierige sfeer en de gitaren jengelen op ‘Three halloween’ jolig door richting afgrond. Closers plaat is er zo eentje voor dagen vol frustraties; onrustig van aard en cathartisch in de omgang. (Thomas)

Anna Von Hausswolff – Dead magic

Ze lijkt wel uit een betoverd doosje te zijn gekomen, die Anna Von Hausswolff. Een Zweedse darkwave-prinses die noch (pijp)orgel noch stringsectie schuwt en vocale uithalen zo gepassioneerd weet te brengen dat je er bijna rillingen van krijgt. Bij opener ‘The truth, the glow, the fall’ valt meteen op hoe gelaagd Von Hausswolff te werk gaat in haar nummers, hoeveel verschillende soorten instrumenten, klanken en minimale details ze verweeft in elk nummer. Het bouwt op met donkere postrock omhuld met klassieke invloeden, in het tweede deel is voornamelijk de bijna schurende stem van Von Hausswolff aan het woord. Die vocale passages van de Zweedse kennen trouwens een loutering op het bijna folky ‘The mysterious vanishing of Electra’.

‘Ugly and vengeful’ vormt het absolute centerpiece van het album, het skelet zou je bijna kunnen zeggen. De zestien minuten lang durende track wordt net zoals de opener van het album duidelijk opgedeeld in episodes met tragische opbouw, hypnotiserende drones en fantastische uitspattingen à la Swans of Godspeed You! Black Emperor in het midden van het nummer. De tweede helft is na zo’n bombastisch eerste deel beduidend kalmer en atmosferischer van aard, wat misschien ook wel met opzet werd gedaan en bijdraagt aan het verhaal dat Von Hausswolff met ‘Dead magic’ wilt vertellen. (Yannick)

The Modern Institute – Another exhibition at The Modern Institute

Wetende dat The Modern Institute een tienkoppig collectief van kunstenaars en muzikanten vernoemd naar een galerij is, mag je zelf uitmaken of je de titel van hun debuutalbum geniaal of corny vindt. Niet alleen de titel doet vermoeden dat er achter de “culturele entiteit” een stel droogstoppels schuilt dat door middel van absurde kunst een soort gedeelde humor heeft gevonden, de plaat zelf geeft immers een gelijkaardige indruk. De industriële electronica op ‘Another exhibition at The Modern Institute’ is afstandelijk en kil en droog en irritant as fuck. Als je het er niet van begin af aan van op je heupen krijgt, dan beproeven de nerveuze synths en nietszeggende zang je doorzettingsvermogen elk nummer weer. Op twintig minuten drijven ze je tot het uiterste, tot je brein helemaal bevroren is door zoveel ijskoude electronica en verdord door zoveel kurkdroge herrie, tot je niet anders kan dan jezelf overgeven aan het gebiep, geflikker en gezoem van het ongemak en het nihilisme. (Thomas)