Vrijdag verschijnt na zeven jaar stilte een nieuw album van The Strokes. Om het belang van die groep te kunnen begrijpen, moeten we twintig jaar terug in de tijd gaan, toen de Amerikanen aan de wieg stonden van een nieuwe golf invloedrijke gitaargroepen. Door Eva Schalbroeck en Annelore Peeters.
Aan het einde van de jaren negentig snakte het alternatieve muzieklandschap naar een verfrissende sound. Kurt Cobain had de hoogdagen van de grunge meegenomen in zijn graf, nu-metal was eerder cringy dan cool en de simplistische distortion riffs van bands zoals Green Day, Blink-182 en The Offspring schopten het niet verder dan stadions gevuld met puisterige tieners en volwassenen met een midlifecrisis.
Binnen dat muzikale vacuüm floreerden voornamelijk de door MTV aangeprezen hiphopartiesten zoals Snoop Dogg, Eminem en Jay Z. Daarnaast snoepte de grote massa van de gladde, melodramatische Britpopdeuntjes van onder meer Blur, Oasis en Pulp.
Van walging naar respons
Vol walging nam een nieuwe garde muzikanten medio de noughties haar gitaren in de hand, transatlantische artiesten zoals Interpol, The White Stripes en The Strokes op kop. Met de release van The Strokes’ ‘Is this it’ in 2001 was de eerste postpunkrevival aangebroken. Geïnspireerd door de snerende garagerock en de warme bluesrock van de jaren 60, de oorspronkelijke postpunk van de jaren 70 en 80, maar ook de grauwe grungerock van de jaren 90, bliezen die artiesten de alternatieve muziekscene een nieuw leven in.
Het Amerikaanse muziekblad Rolling Stone bestempelde de revivalbands als de “saviours of rock ‘n roll”, al omarmde niet iedereen de retrosound van die guitige gitaarbandjes met hun gekke kapsels en vintage kleding even gretig. Zo omschreef Brits muziekjournalist Simon Reynolds deze prille postpunkrevival als weinig origineel, imagobewust en muzikaal oninteressant.
De opzet van de revivalgroepen lag nochtans niet ver af van wat Rolling Stone zo luid verkondigde: hun back-to-basics gitaarrock was namelijk een integere poging om authentieker en karaktervoller te klinken dan hun voorgangers en tijdgenoten.
Van de VS naar Europa
Het duurde niet lang vooraleer Europa zich aansloot bij de koers die de Amerikaanse bands hadden uitgezet. Van de upbeat deuntjes van Franz Ferdinand en de snerende uithalen van Bloc Party tot de opzwepende harmonieën van Kaiser Chiefs en het nonchalante kwajongensgeweld van The Libertines, de postpunk-beweging had het allemaal.
De doorbraak van het genre kwam er in 2006 met het enorme succes van ‘Whatever people say I am, that’s what I’m not’ van Arctic Monkeys. Met meer dan 300.000 verkochte exemplaren binnen hetzelfde jaar werd de plaat het snelst verkochte debuutalbum in de Britse muziekgeschiedenis en het meest typerende album voor de eerste postpunkrevival.
Niet alleen qua sound maar ook qua look etaleerden de bands een uitgesproken hang naar nostalgie. Met hun funky prints, vintage zonnebrillen, leren jekkers en seventies kapsels, zagen ze eruit alsof ze net de paskamer van een Camdense vintage store uitkwamen; een jongensachtige look die typerend èn verbindend werkte. Hun vintage vibe stond in schril contrast met de van spikes en studs doordrenkte punkrockers en de afgelikte, dandyeske Britpoppers.
Het einde van de eerste golf
Hoe intens die eerste revival ook was, ze bleef niet duren. Rond 2007 begon de vlam van de postpunk uit te doven terwijl bands als Arcade Fire, Deerhunter en The National de toorts van de indierock deden oplaaien.
Zowel aan Amerikaanse als aan Britse zijde gingen veel bands kopje onder of hielden ze maar net hun hoofd boven water. The Strokes speelde de laatste jaren amper live omdat het niet goed boterde tussen de bandleden. Daar lijkt de comebackplaat ‘The new abnormal’ verandering in te brengen, al gooit de coronacrisis roet in de tourplannen. Interpol vond er in 2012 niks beters op dan een tenth anniversary edition uit te brengen van hun debuutplaat ‘Turn on the bright lights’. Bloc Party deed hetzelfde met een heruitvoering van ‘Silent alarm’ in 2019.
Zo werd Arctic Monkeys met glans de enige band die de eerste postpunkrevivalgolf voortgestuwd én overleefd heeft. Dat deed de band door zichzelf album na album opnieuw uit te vinden, zonder daarbij aan karakter in te boeten. Want ook al heeft Alex Turner nu een goatee, het kost ons geen moeite om hem opnieuw te zien als die 18-jarige knaap die met zijn gitaar opgetrokken tot onder zijn oksels ‘I bet that you look good on the dancefloor’ uitschreeuwt.
Nieuwe bands komen aankloppen
Vanaf 2015 stak een hele nieuwe lading postpunk-groepen de kop op. In eerste instantie gebeurde dat in Angelsaksische landen, de bakermat van de postpunk, met onder andere Priests en Algiers in de Verenigde Staten en Fontaines DC, Shame en Savages in Groot-Brittannië. Met Disorientations en Whispering Sons moet België zeker niet onderdoen.
Die nieuwe revival lijkt een logische ontwikkeling na het dipje dat volgde op de eerste revival. Toch doen hedendaagse bands meer dan meeschommelen op een pendulum dat weer in de juiste richting zwaait. Sinds 2015 zijn er namelijk nieuwe factoren die groepen weer op de postpunkbandwagon doen springen.vDat commentatoren gitaarmuziek tot vervelens toe ten grave dragen – The Washington Post kopte in 2017 nog met “The Slow, secret death of the electric guitar” – doet velen nog luider en met meer vastberadenheid spelen.
Verder wakkeren grote en kleine gebeurtenissen, gaande van de Brexit tot de toenemende armoede, de maatschappijkritische vlam waarvoor postpunk zo gekend is weer aan. Zo is ‘Jobseeker’ van het Nottinghamse duo Sleaford Mods een erg bezielde sneer naar de stigmatisering van werklozen en de uitholling van de Britse gezondheidszorg.
De Amerikaanse groep Automatic kaart op haar debuut maatschappelijke vervreemding aan. Fontaines DC kijkt dan weer met verstomming en verveling naar the same old problems, zoals het het sektarisch geweld tussen Katholieken en Protestanten in Dublin dat als sinds de jaren 1960 aansleept en bijna een even alledaags probleem als straatafval geworden is.
Oud en nieuw
De nieuwste lading groepen boort ook nieuwe inspiratiebronnen aan. Zo werd het thema mentale gezondheid door popsterren zoals Ariana Grande de muziekwereld binnengeloodst. Groepen zoals Girl Band spelen daarop in door ervaringen zoals paniekaanvallen om te vormen tot erg rauwe muziek.
Aan de andere kant van het spectrum vinden groepen zoals de Ierse postpunkers van Fontaines DC hun gading in de poëzie van William Butler Yeats en James Joyce. Dat artiesten zich aan nieuwe inspiratiebronnen laven betekent niet dat ze zich afzetten tegen de baanbrekers van de postpunkrevival, integendeel.
Hedendaagse postpunkers namedroppen bands zoals The Strokes even gretig als hun lang vervlogen Ierse literaire helden. Qua looks moet de tweede golf artiesten en bands niet onderdoen voor hun voorgangers: die bedenkelijke hemden, leren jekkers en quiffs komen ons nog steeds bekend voor…
Genrevermenging
De afgelopen jaren werd het steeds moeilijker om postpunk netjes af te lijnen aangezien het steevast met andere genres vermengd wordt. Vele groepen grijpen naar elektronische beats en synths. Sleaford Mods neigen naar hiphop en rap, terwijl Priests en Automatic de grens met pop opzoeken. Andere groepen zoals The Murder Capital leunen dan weer dicht aan bij noise en metal. De mogelijkheden tot kruisbestuiving lijken eindeloos.
Anno 2020 zijn de groepen die zich associëren met postpunk nog even gedreven, kritisch en luid als hun voorgangers. Ze veroorzaken geen aardbevingen in het muzikale landschap zoals pionier Joy Division dat deed in de jaren 70 en ze triggeren geen naschok zoals Arctic Monkeys dat deed in de jaren 2000. Maar wat ze inboeten aan aandacht, winnen ze aan creativiteit.
Schrijf de pioniers niet af
In sommige gevallen zijn de bands waarnaar hedendaagse groepen teruggrijpen geen verleden tijd, maar alive and kicking. De Londense groep Wire klinkt op album nummer zeventien nog even boos als in de jaren 70 en The Fall-frontman Mark E. Smith, die in 2018 het leven liet, leeft verder in Brix and the Extricated, het huidige muzikale project van zijn ex-vrouw.
Andere legends, zoals Echo & the Bunnymen, ondergingen talloze gedaantewisselingen, maar vierden de afgelopen jaren een paar belangrijke verjaardagen op toplocaties, zoals het Sydney Opera House. De trots van de Belgische postpunkscene, Red Zebra, blijft ook nog naarstig muziek maken en spelen. Ondertussen verkopen heruitgaven en memoires van groepen zoals Joy Division als zoete broodjes.
Bands zoals The Cure, die qua reputatie, populariteit en innovatiegehalte piekten in de jaren 70, zijn vandaag de dag dus nog steeds geliefd en relevant. Hieruit blijkt opnieuw dat een strak onderscheid tussen een legendarisch verleden en hedendaagse revivals te simplistisch is. Wel is er een bepaalde klank, gekoppeld aan een typisch ethos dat al sinds de jaren 70 talloze muzikanten en luisteraars begeestert.
De meest inspirerende nieuwe postpunk-groepen zijn geen lauwe copycats, maar doen met die sound en ethos vooral hun eigen ding. In het beste geval zijn de resultaten even energiek en beklijvend als toen het genre geboren werd.