Vooraleer we later deze maand definitief terugblikken op het beste dat 2022 te bieden had, slaat de Indiestyleredactie nog één keer mea culpa. Onderstaande albums kwamen de afgelopen zes maanden uit en kregen misschien niet de aandacht die ze verdienden. Bekijk hieronder welke albums je nog snel moet luisteren voor je je eigen eindejaarslijstje opstelt! (En lees hier ons overzicht van de eerste helft van het jaar)
Alex G – God bless the animals
Alex G zet sinds 2010 zijn doe-het-zelf-indierock op Bandcamp en kreeg doorheen de jaren meer en meer aandacht op het internet. Dit jaar mocht hij zelfs met zijn band opdraven in enkele grote Amerikaanse talkshows. Met ‘God bless the animals’ heeft de zanger en producer weer een heel fijne hoop tracks in elkaar weten te knutselen. Het eigenzinnige ‘Blessing’ kenmerkt een verrassende combinatie tussen fluisteren en schreeuwen; het zoete sfeertje op ‘Runner’ breekt open wanneer Alex het wanhopige ‘I have done a couple bad things’ quasi maniakaal herhaalt. Naast het feit dat de nummers steengoed geschreven zijn, is het vooral de drang naar avontuurlijke keuzes die het album een unieke smaak geeft. (Ismaël)
Backxwash – His happiness shall come first even though we are suffering
Backxwash werkt haar trilogie, die ze in 2020 begonnen, op grandioze wijze af. Naast de lange albumtitels was de belangrijkste rode draad doorheen dat drieluik haar verschroeiende combinatie van metal, industrial en loodzware hiphop. Op dit laatste album lijken de expliciete verwijzingen naar metal wat teruggeschroefd te worden, met minder scheurende gitaren als gevolg. Het gitzwarte sound design is echter overeind gebleven, waardoor Backxwash voor het derde jaar op rij een van de hardste platen van het jaar aflevert. Als iemand de brug tussen metalheads en hiphopfans kan overbruggen, dan is het Backxwash wel (nee, Fred Durst, af). (Tobias)
Beyoncé – Renaissance
Beyoncé’s zevende studio-album barst van de energie. Deze zestien nummers markeren een nieuw hoogtepunt in de carrière van een van de grootste popsterren van deze eeuw. Haar zelfzekerheid etaleert ze door middel van aanstekelijke melodieën, speelse stemharmonieën en een houding die gewoon door en door sterk staat. In de beats keert ze onder andere terug naar disco, dancehall en house. Van de afrobeatpercussie in ‘Energy’ naar de classic housekeys in de hit ‘Break my soul’ tot de Donna Summer-interpolation in ‘Summer renaissance’: ze staan op deze plaat allemaal achter elkaar gemixt als een dj-set. Een paar opmerkelijke contributies van A. G. Cook, Skrillex en Grace Jones, maar het is vooral Queen Bey die haar eigen show steelt. (Ismaël)
Bladee – Spiderr
Het was alweer een erg mooi jaar voor Bladee-fans. Niet alleen bracht hij met Ecco2k het sprankelende popalbum ‘Crest’ uit, ook solo bleef hij zijn sound evolueren. Niet richting de heavy metal, zoals de albumcover van ‘Spiderr’ misschien doet vermoeden, maar er zijn wel meer gitaren te horen. Vooral de banger ‘I am slowly but surely losing hope’ knipoogt opzichtig naar poppunk, zonder daarbij de typische Drain Gang-esthetiek te verwaarlozen. Ook op andere vlakken laat Bladee nieuwe geluiden horen. Zo is ‘Hahah’ misschien wel de waanzinnigste track die de Zweede al op zijn luisteraars losliet. (Tobias)
Death’s dynamic shroud – Darklife
Is er iemand die zich de populariteit van Vaporwave herinnert, zo’n tien jaar geleden? Een genre dat zich visueel inspireerde op het windows 95/gameboy-tijdperk en auditief op muzak, MIDI en andere lo-fi muziek. Vaporwave kende veel pioniers, en daar mag je Death’s dynamic shroud zeker ook onder rekenen. Op ‘Darklife’ blijft de lo-fi synthesizervolle vaporwave-esthetiek behouden, maar is ze omgezet in een mix van iets hardere synthwave/electronica. Ben jij iemand die wel eens ‘lofi hip hop radio – beats to relax/study to’ durft opzetten, maar tegelijk wel fan is van het iets hardere werk? Look no further. (Louis)
Doon Kanda – Galatea
Arca, Björk & FKA Twigs kunnen ervan meespreken, Jesse Kanda is niet iemand die je snel in een hokje duwt. Onder zijn alias Doon Kanda had hij enkele jaren geleden zijn neus aan het deconstructed club-venster gestoken met tracks als ‘Axolotl’, eps en een eerste album. Op ‘Galatea’ lijkt hij nog volop in de traditie van rauwe pastiches verder te gaan. Grime-invloeden uit de revival van 2013, Burial-eske drumprogrammeringen, Kuduro-ritmes en vooral de ruwe, schijnbaar onafgewerkte melodieën doorspekt met hakkelende industriële samples doen de hoogdagen van avant-gardistische elektronica van 2015 heropleven. Het album voelt alsof het zich wil afzetten tegen gelikte hyperpop of de alomtegenwoordigheid van hardstyle/core-experimenten. (Anton)
George Riley – Running in waves
Vorig jaar bracht George Riley een tape uit waarmee ze al aan het venster kwam loeren waar de Britse alternatieve r&b-scene wel wat aan heeft. Toen ging ze haar stem ter ore leggen bij producer Oliver Palfreyman. Voor haar debuutalbum kiest ze voor Vegyn die haar zachte stem heerlijk kan laten drijven doorheen dromerige soundscapes. Met slechts 23 minuten aan materiaal is het album zelfs een vierde korter dan ‘Interest rates, a tape’. Al doet dat niets af aan de muziek die ze hier brengt. Integendeel, we hadden graag gehad dat haar debuut nog iets langer mocht duren. Het klankenpalet op de plaat klinkt nog gepolijster, de uk club-invloeden (‘Time’ of de titel track bijvoorbeeld) nog ietsje meer vertroebeld. (Yannick)
Jakey – ROMCOM
Straight out of South Dakota. Jakey is de alias van Jacob Christensen, en is nog beter gekend als youtuber NakeyJakey. Hij staat gekend om zijn ludieke ontledingen van verschillende aspecten van de videospellenindustrie. Samples uit die industrie vonden in het verleden vaak de weg in zijn muziek. Jakey is namelijk reeds langer producer dan online persoonlijkheid. Op debuut ‘ROMCOM’ krijg je vlot geproducete mellow rapmuziek afgewisseld door balladestukken gebracht door Jakey’s hyperemotionele timbre. De lyrics zijn eenvoudig en catchy, maar vooral het productietalent treedt in het voorplan. Goed voorbeeld hiervan is de studentenvereniging-shoutsample op ‘Drive off a bridge’, die zich moeiteloos huisvest in je oorkanaal. (Louis)
Jeff Parker – Mondays at the Enfield Tennis Academy
Jeff Parker heeft gedurende vele jaren een groot krediet opgebouwd als progressieve jazz gitarist. Eerst als bandlid van Tortoise, later op soloprojecten zoals 2020’s ‘Suite for Max Brown’ waar hij op een eigenzinnige manier balanceerde tussen jazz en hiphop. Opgenomen in een cocktailbar in Los Angeles, ‘Mondays at the Enfield Tennis Academy’ is ambient improvisatie met een bassgitaar, drum, sax en gitaar van de bovenste plank. (Ewout)
Joost – Fryslân
Als je ouder dan twintig bent, bestaat de kans dat je Joost nog niet helemaal serieus neemt. Toegegeven, een Youtuber die een carrièreswitch naar de hiphopmaakt, over botsautobeats rapt en one-liners als ‘ik ben bezeten, net een stoel’ aan elkaar rijgt: vanop afstand heeft het ook gewoon iets knulligs. Laat ons echter zijn nieuwe plaat ‘Fryslân’ warm aanbevelen. De scheve humor van Joost is allesbehalve verdwenen, maar dit keer grijpt hij die aan om het over zwaardere thema’s te hebben. De Sesamstraathardcore van ‘Wachtmuziek’ dient bijvoorbeeld om de lange wachttijden in de zorg aan te klagen, en in het stuiterende PTSD vertelt Joost waarom hij die zorg nodig heeft. Nummers als ‘Florida 2009′ gaan dan weer over z’n ouders, die hij allebei op jonge leeftijd verloor. Wat moet je op den duur nog doen om zoveel trauma te verwerken? Gewoon een lekker peukie roken, zoals hij zelf zingt op de scheve country van ‘Rookpauze’. (Tobias)
Kali Malone – Living torch
Waar de focus bij eerdere werken van Malone meer voor zichzelf sprak, laat ze zich voor ‘Living torch’ omringen door Mats Äleklint en Isak Hedtjärn op trombone en basklarinet respectievelijk. Vooral in de eerste helft van het album krijgen beide spelers nog een prominente rol toebedeeld. De lang uitgerekte noten van Äleklint zwellen heerlijk aan terwijl Hedtjärn’s oozing klarinetspel zélf bijna klinkt als een drone.
Het vlees van het album zit ‘m echter in het tweede deel van de plaat. Hoewel deze gelijkaardig begint als ‘Living torch I’, trekt Malone hier al snel alle registers open om een indrukwekkend, vervormd én gelaagd maar vooral luid stuk te brengen. Äleklint en Hedtjärn zijn hier wel nog aanwezig, hoewel veel minder prominent. Het lijkt wel alsof Malone’s overdonderende drones de kracht uit hun instrumenten zuigt. Malone klonk nog maar weinig zo wezenloos en noisey als op ‘Living torch’. (Yannick)
Lucrecia Dalt – ¡Ay!
Het is onwaarschijnlijk hoe de productie op deze plaat klinkt. Er zijn weinig albums uitgebracht dit jaar waarbij je het oog voor detail dermate opmerkt als dit album. Ze voelt gewoon goed. Voorts is het onduidelijk of Dalt er nu mee aan het spelen is door zoveel genres in ‘¡Ay!’ te verwerken, of niet. Ze schakeert namelijk moeiteloos van genre naar genre. Op ‘¡Ay!’ echoot de muziek die haar kindertijd en jeugd vormden rijkelijk door de plaat. Akoestische instrumentatie die bolero, mambo, salsa of chachachá kenmerken, vormen hier de basis gezalfd door haar kenmerkende stijl gestroomlijnd door haar modulaire synthesizers. (Yannick)
Palmistry – Tinkerbell
De Londense Palmistry deconstrueert dansbare popmuziek en brengt het met een minimale aanpak. ‘Tinkerbell’, nu alweer zijn vijfde album, wordt voortgedreven door UK-garage drumloops. De schemerige aanwezigheid van Palmistry’s stem zorgt voor een dromige kwaliteit gelijkaardig aan de meer atmosferische drum ‘n bass en jungle uit de late jaren ’90. Met net geen zestien minuten is dit albumsnoepje bijzonder kort, soms te kort – een nummer als ‘Rainer’ mag toch echt langer. ‘Bad vibes’ is dan weer wel perfect afgelijnd en geniet van bijdrages van Bladee en Isabella Lovestory. Tussen de catchy minisongs maakt Palmistry ruimte voor interessante texturen waardoor het album een pak meer ademt dan alleen breaks en autotune. (Ismaël)
Polyphia – Remember that you will die
Met ‘New levels, new devils’ innoveerde polyphia vier jaar geleden met een mix van punchy beats en mathrockgitaarwerk die conservatoriumstudenten doet kwijlen. Sindsdien hebben ze terecht de nodige lof ontvangen, en het mag gezegd zijn dat dit soms wat naar hun hoofden steeg. Als je op je merch (zelfs ironisch) de caption “the best metal band of all time” zet, dan mag het gerust een toontje lager. Jammer genoeg kan je absoluut niet naast het talent van de groepsleden kijken. Tim Henson doet met een gitaar wat Michael Jordan met een basketbal deed, en ook drummer Clay Aeschliman lijkt soms vier armen te hebben. Bon, als je Steve Vai, transcriptionist van wijlen Frank Zappa, aan je features mag toevoegen, dan weet je dat je verdomd goed bezig bent. (Louis)
Roméo Poirier – Living room
Eén van de beste albums, naar mijn mening, is het derde wapenfeit van tegenwoordig wonend in Brussel, Roméo Poirier. De Fransman maakt het soort ambient-muziek die je in een film doet wanen met traag voort glijdende soundscapes, golven en lagen van kalmerende dan wel hazy elektronische muziek. Soms denkend aan Studio Ghibili-achtige muziek, zoals ‘Porte contre’. ‘Neos kosmos’ klinkt onwerkelijk en tegelijkertijd iets dat samenraapsel zou kunnen zijn van allerhande nature recordings. Er schuilt zeker wat drone, vervormde spoken word dan wel glitchy texturen in de plaat, en daardoor zet het zich zeker apart van Poirier’s eerder uitgebracht albums die meer nadruk legden op beat over het geheel. Hoogtepuntje? ‘Muscle de sable’. (Yannick)
Sasami – Squeeze
Love songs verwikkeld in popnummers met een stevige hoek af. Dat zou een bescheiden samenvatting zijn van ‘Squeeze’. De lyrics van de ex-Cherry Glazerr keyboardiste mogen dan teder en verlokkelijk zijn. De muziek contrasteert dat bij momenten met een arsenaal aan harde tegenprikkels. Van nu-metalachtig gitaarwerk tot trommelvliesblazende percussie. Sasami wilt niet in een hokje geduwd worden, en dat zou ook een onbegonnen werk zijn. (Louis)
Thaiboy Digital – Back 2 life
We gaan er niet over liegen: Thaiboy Digital is altijd een beetje ons minst favoriete lid van de Drain Gang-kliek geweest. Slécht was hij niet, maar het niveau van broeders Bladee en Ecco2k leek hij zelden te evenaren. Met ‘Back 2 life’ lijkt daar echter verandering in te brengen. De beats glinsteren harder dan ooit tevoren, en Thaiboy lijkt z’n uitstraling als stoerste van de groep eindelijk volledig uit te spelen. Zo is ‘True love’ met Yung Lean een euforisch staaltje feelgood-drill, en met het pocherige ‘Mr CEO’ lijkt hij er bijna in te slagen om Bladees positie als ‘Drain Gang CEO’ in te palmen. (Tobias)
Ulla – Foam
Een album met een pak meer glitch en distortion dan het meer droney werk dat we van Ulla Straus gewend zijn. ‘foam’ is heel ruisend, maar vergis je niet: het bevat de mooiste en zachtste sonische dekens die dit jaar zijn uitgebracht. Het palet is uniform: haperende engelenstemmen, springende piano- en gitaarnoten, en pads die hier en daar voor prachtige opzwellingen zorgen. Wanneer melodieën eindelijk grijpbaar worden, slaat de samplemachine van ulla een andere weg in. De combinatie van deze betrokkenheid en de gewichtsloze sound creëert een balans waar we geen woorden meer aan moeten vuilmaken. (Ismaël)