Eerlijk: wij snappen ook niet dat je over onderstaande albums nog geen recensie zag op deze site. We hebben dit jaar al 200 albums gewikt, gewogen en besproken zonder al het moois voor te schotelen. Bij deze: een grote inhaalbeweging met maar liefst vierendertig albums die zeker een luisterbeurt waard zijn en je mogelijks op het einde van het jaar in een van onze lijstjes ziet opduiken.
Alfa Mist – Structuralism
Alfa Mist begon een muzikale carrière met hoge hiphopambities. Deze wereld leidde hem via jazz-samples naar het met soul doorspekte jazzuniversum waar hij nu zeer degelijk in rondhangt. De uiterst verteerbare arrangementen zijn effectiever dan eender welke vorm van relaxatietherapie. Daarin wordt hij consequent bijgestaan met vocals van Jordan Rakei (‘Door’) en Kaya Thomas-Dyke (‘Falling’), waar hij eerder al mee samenwerkte. Precisiewerk binnen een minimalistische benadering van wat jazz vandaag kan zijn, levert een album op dat een plaats in je platenkast waard is. (Michelle)
Angelo De Augustine – Tomb
Californiër Angelo De Augustine was er dit jaar vroeg bij om één van de mooiste albums van de eindejaarslijstjes te pennen. Niet dat we iets anders hadden verwacht van iemand die uitzonderlijk een album mocht uitbrengen op Sufjan Stevens’ Asthmatic Kitty-label. ‘Tomb’ is zijn derde langspeler, en daarop etaleert hij zowel schijf- als levenservaring. In februari moest hij een show in Gent afzeggen door stemproblemen, maar hij beloofde terug te komen. Hou z’n kalender in de gaten. (Mattias)
Avey Tare – Cows on hourglass pond
De experimentele, in hipsterkringen op handen gedragen indiepopgroep Animal Collective heeft doorheen de jaren een indrukwekkende discografie uitgebouwd. De piekperiode van het viertal (Panda Bear, Avey Tare, Geologist en Deakin) mag dan al even achter de rug liggen; op tijd en stond schenken ze ons – al dan niet met elkaars hulp – weer een pareltje. Zo is ‘Cows on hourglass pond’ het zoveelste bewijs van het onmiskenbare talent van medeoprichter Avey Tare. De dromerige, haast vloeibare sound heeft net als voorganger Eucalyptus veel weg van het intussen vijftien jaar oude ‘Sung tongs’. Fans van Animal Collective kunnen hier niet omheen. (Pieter)
Barrie – Happy to be here (Mattias)
Schijnbaar onbezonnen indiepop met een donker randje is aan een opmars bezig, met Clairo en Girl In Red in poleposition. Ook Barrie mag in dat rijtje geplaatst worden, al gaat het hier om een groepsgebeuren met leden uit Noord- en Zuid-Amerika die elkaar onder meer leerden kennen via Tinder. Hedendaags. (Mattias)
Caterina Barbieri – Ecstatic computation
De Italiaanse Barbieri ontdekt eens te meer wat gecomputeriseerde synths kunnen doen in een vacuüm van tijd en ruimte. Het tien minuten durende openingsnummer ‘Fantas’ is waarschijnlijk het lichaam van deze tweede plaat, waarbij Barbieri met verve emotie en iets wat voelt als magie weet te steken in de analytische Autechre-klinkende soundscapes. Plaats dient dan ook meer dan ooit als instrument: gezien de hoeveelheid lagen en reverb bepaalde nummers bevatten, kan het gezien worden als een extensie van Barbieri’s instrumentenarsenaal – zie bijvoorbeeld ‘Pinacles of you’. Dit terwijl het prachtige minimalistische ‘Arrows of time’ van de hand van Kelly Moran had kunnen zijn. (Yannick)
DaBaby – Baby on baby
De boog moet niet altijd in de kast blijven staan, zo wist Philip Cracco ons al te vertellen tijdens ‘The sky is the limit’. Woorden die blijkbaar ook DaBaby bereikten in North Carolina. Veel diepgang is er niet te vinden op ‘Baby on baby’, ongeremd én onbeschaamd plezier des te meer. De traprap tiert welig en onder meer Offset en Rich Homie Quan komen de boel opleuken. De single ‘Suge’ schopte het zelfs tot in de top tien van de Billboard top 100. Kortom, de ideale niets-aan-het-handje rapplaat die geen enkele zichzelf respecterende criticus met lovende reviews zal overladen, maar toch verrekt lekker in het oor ligt. (Bert)
Dave – Psychodrama
Plots was hij daar, Dave. Een simpeler artiestennaam zul je dit jaar niet tegenkomen. Na enkele ep’s die buiten het Verenigd Koninkrijk amper een deuk in een pakje boter schopten, is het dit jaar wel raak met ‘Psychodrama’, misschien wel het beste wat grime dit jaar al te bieden had. Dompel je onder in Daves wondere wereld waarin hij zichzelf in de markt zet als een meesterverteller die thema’s als racisme, mentale problemen, stukgelopen relaties en huiselijk geweld niet schuwt. Aardedonker, dat wel, maar misschien daarom ook des te mooier. (Bert)
Deaf Center – Low distance
Deaf Center is helaas wat in de vergetelheid geraakt anno 2019. Het Noorse duo Erik Skodvin en Otto Totland bracht met ‘Pale ravine’ in 2005 hun magnum opus uit en dat geldt nog steeds als schoolvoorbeeld van hoe je klassieke muziek met elektronica versmelt. Op ‘Low distance’, Deaf Centers derde album, weerklinken opnieuw die ijzige pianotoetsen en kille elektronica van weleer. De ondergesneeuwde soundscapes maken komaf met eventuele stressvolle prikkels in je hoofd en vullen de leegte met een kalmerend Scandinavisch landschap. Noem het neo-klassiek, noem het ambient – het maakt eigenlijk niks uit. Wat er echt toe doet is dat Deaf Center hier weer een fijne collectie aan minimalistische fijnproeverij aflevert. Luister de plaat idealiter laat in de avond, en dan liefst nog met een goed glas wijn erbij. (Martijn)
Dis Fig – Purge
Felicia Chens debuut is een waar slagveld van een plaat geworden. Chens frêle stemvervormingen lijken er te vechten tegen de lompe, innemende duistere bassen waarmee het album is beladen. Van de noodkreten in ‘Unleash’ tot de naar ASMR lonkende titeltrack weet Chen haar stem op zo’n manier te gebruiken dat je niet anders kan dan empathie opbrengen voor de complete uitzichtloosheid die schuilt in haar tedere stem. Ze weet met brio een concept tot leven te brengen dat je de koude rillingen bezorgt, een beetje op dezelfde manier zoals Gazelle Twin vorig jaar een dystopische wereld creëerde op ‘Pastoral’. (Yannick)
Drahla – Useless coordinates
Het debuut van Drahla klokt af net onder de 30 minuten, maar meer heeft deze band uit Leeds niet nodig om ons van z’n kunnen te overtuigen. Het trio weet de invloeden van postpunk-grootheden als Wire en Sonic Youth helemaal naar z’n hand te zetten. Tel daar nog een aantal saxofoon-passages bij op en de New Yorkse no wave-scene lijkt weer eventjes te herleven. Luciel Brown is een charismatische frontvrouw die zowel met haar stembanden imponeert als met haar dissonante gitaarwerk, terwijl de ritmesectie het spannend houdt met onverwachte twists. ‘Useless coordinates’ mag wat ons betreft pronken op de lijst met beste debuutplaten van 2019. (Martijn)