We snakken in onzekere tijden meer dan anders naar goed nieuws, en als staatsleiders of virologen dat niet kunnen bieden is kunst een degelijk alternatief. De volgende keer je iemand hoort zeuren dat rockmuziek toch niet meer hetzelfde is, mag je Working Men’s Club opleggen. De Britse band wordt geleid door de amper achttienjarige Sydney Minsky-Sargeant en combineert gitaren en elektronica op een manier die met één voet in het verleden stampt en met de andere schuifelt in het verleden.
Minsky-Sargeant werd geboren in het jaar dat iconische de iconische Madchesterconcertclub/discotheek Haçienda gesloopt werd, maar hij houdt duidelijk zowel van Joy Division als New Order (hij heeft gelijk: kiezen is verliezen). Begin 2019 debuteerde de band met ‘Bad blood’, een nijdige postpunk-klepper die de oer-Britse swagger met de huidige New Yorkse scene rond Parquet Courts, Pill en Bodega verzoende. Een jaar later is de frontman het enige overgebleven lid, werden synthesizers het repetitiekot ingedragen en is die debuutsingle niet terug te vinden op deze zelfgetitelde eerste langspeler. Opener ‘Valleys’ geeft een accurater beeld van wat er op dit eerste album terug te vinden is. De albumversie is dubbel zo lang als de singleversie en staat bol van het escapisme, de drang om weg te vluchten uit een verstikkend klein dorpje richting de dansvloer en spanning van de grootstad.
De koerswijziging richting elektronica – het drumstel werd een drumcomputer – maakte dan wel dat de band op korte tijd een hele gedaantewisseling doormaakte, het zorgt anno 2020 ook voor een onderscheidend geluid. De rol van producer Ross Orton (The Fall, M.I.A., Arctic Monkeys) in het stroomlijnen van die nieuwe muzikale richting kan niet onderschat worden. Aan de overkant van het Kanaal werd Working Men’s Club daardoor al snel voorgedragen als zoveelste redders van indierock en als noodzakelijk antwoord op de boomende Ierse scene rond Fontaines D.C., Girl Band en The Murder Capital in Dublin. Niet dat het jonge viertal echt vernieuwende dingen doet, maar het doet deugt om de rave-elementen à la Factory Floor en Warmduscher opnieuw te horen opduiken als afwisseling van de rechttoe-rechtaan postpunk van bands als Shame of het kunstschool-experiment van Black Midi en Black Country, New Road. De meer radiovriendelijke, toegankelijke generatiegenoten als Sam Fender en Lewis Capaldi worden door Minsky-Sargeant bestempeld als “mass murder of art and culture“. Zo speel je jezelf natuurlijk ook in de aandacht fan gelijkgestemden én criticasters.
Met dit debuut lost de band weldegelijk de verwachtingen en bijhorende hype in. Daardoor mogen ze zich, in navolging van Idles, dankzij hun groepsnaam waarschijnlijk binnenkort aan berichten rond class appropriation verwachten. Hoewel de band zich niet expliciet politiek engageert en de teksten vrij abstract zijn, passeren er desondanks enkele sneren. Met name de voormalige BBC-journalist en notoire right-winger Andrew Neil moet het ontgelden in ‘Cook a coffee’. Elders brengt de band een ode aan beatdichter John Cooper Clarke (Alex Turner deed hetzelfde door diens ‘I wanna be yours’ op muziek te zetten).
Rauwe gitaarstampers en op house gestoelde clubbers wisselen elkaar af of versmelten in elkaar, zoals de basgroove en koebellen van ‘A.A.A.A.’ of het grimmige ‘Teeth’ waarin de synths met een gitaar in duel gaan. In de grote, twaalf minuten durende finale ‘Angel’ is echter amper een synthesizer te horen. Het lijkt voorbestemd om shows mee af te sluiten: de laatste twee minuten bestaan louter uit een feedbackende gitaar. Het nummer is te generisch om echt als een statement te zien, al heeft Working Men’s Club duidelijk z’n originele dna nog niet helemaal ingevroren.
Net als al degenen die eerder bestempeld werden als “redders van de rock ‘n’ roll” zal ook Working Men’s Club die rol niet uitvoeren. Ze hoeven echter niet onder te doen hun generatiegenoten die ook interessante dingen doen met de platencollectie van hun ouders. Dit debuut is een overtuigende synthese van een band die zich op korte tijd een nieuwe identiteit en sound heeft aangemeten en daar wonderwel mee wegkomt.