Na een debuut om u tegen te zeggen en het bevestigende ‘Several others’ uit 2021, bouwde Whispering Sons met ‘The great calm’ een nieuwe barak op hun eiland. Een rondleiding later blijkt die barak zowaar uitnodigend en een schuilplaats te zijn. Want ook in de donkerte is er met een hoopvolle blik warmte en zelfs licht te ontwaren. Whispering Sons vindt soelaas in zichzelf en klinkt daarbij nog steeds het meeste als, inderdaad, zichzelf.
Wanneer het vijftal uit Limburg hun laatste wapenfeit live zullen brengen, zal dat in een andere opstelling zijn dan gekend. Door een ernstige blessure verschoof Sander Pelsmaekers van de drums naar de synths. Om de stoelendans compleet te maken, zette Tuur Vandeborne zich achter de drums en verzorgt Bert Vliegen nu de bas. Kobe Lijnen en Fenne Kuppens bleven als schrijvers en respectievelijk gitarist en zangeres wel op post. Al was dat voor Kuppens geen vanzelfsprekendheid. Schurkend tegen een burn-out nam de zangeres een tijd afstand van alles dat nog maar rook naar Whispering Sons. Maar de goesting kwam terug. Gelukkig.
‘The great calm’ presenteert het vijftal nog meer als stielmannen (en -vrouw) dan ze al hadden getoond. Alles op de plaat draait rond vooruitgaan viel te lezen. En dat is niet gelogen. Met meer optimisme toe te laten zet Whispering Sons ook de volgende stap, vooruit. In de gewijzigde opstelling haalden ze er ditmaal geen externe producer bij die ze konden volgen, maar kropen ze zelf achter de knoppen. Dat levert op, zoals de distortion op het einde van ‘Balm (after violence)’ en de aankondigende drums doorheen ‘Poor girl’.
Sfeer druipt van ‘The great calm’ af. En nog het meeste wanneer er gas wordt teruggenomen. Natuurlijk werkt het goed wanneer Kuppens de gitaren het schreeuwwerk laat doen tijdens ‘Poor girl’, maar de echte overtuigingskracht zit in de kleinere hoekjes. ‘Cold city’ gunt zichzelf de tijd om zachtjes te ontrafelen, en ‘Balm (after violence)’ onderstreept dat minder meer is en sleept ons moeiteloos mee. De vergelijking met Nick Cave wanneer Kuppens “come one” uitbrengt, lijkt bijna komisch simpel. De gereserveerdheid die met momenten rond haar uitvoering zweeft, valt echter niet te verwarren met desinteresse. Er wordt geen autocue voorgelezen, maar met precisie uitgevoerd. Dat vraagt toch voldoende flair.
Er is genoeg grauwheid en ijs om je adem te blijven zien. Toch is er een welgemeende hartelijkheid die warmte geeft aan ‘The great calm’. “At the next standstill I will dive headfirst / Into a future still unknown / Screech out of this place with the past on my tail / But at least I keep on going”, klinkt het niet bijzonder optimistisch doch aanmoedigend op opener ‘Standstill’. Er is schrik voor het onbekende, desalniettemin is er meer doorzettingsvermogen om toch maar de sprong te wagen.
Met ‘Oceanic’, liefkoost de band een allereerste liefdesnummer. “And I lover her”, klinkt het doodeenvoudig. Hier zijn geen literaire omzwervingen nodig rond de kern van de zaak. Kuppens gaf aan dat ze verder in de richting willen gaan van zo eenvoudig en zo eerlijk mogelijke teksten. ‘Oceanic’ toont dat dat geen slecht idee lijkt te zijn. De echte piek van optimisme valt wat vroeger bij ‘Talker’, waar we helaas nog niet aan uit zijn of dat niet enkel een sterke single had moeten blijven.
“This is me” klinkt het uiteindelijk net bijtend genoeg op het passende sluitstuk ‘Try me again’. ‘The great calm’ brengt een overtuigend portret van wie Whispering Sons op dit moment als band is. Waar de tijd stil mag staan en dan weer ingehaald wordt als de gitaren opnieuw beginnen te razen. Er is evenwicht, tussen gas los laten en geven. Tussen cynisme en optimisme. “Should” valt maar vijf keer te horen en dat is terecht. Whispering Sons moet niks, enkel dit nog willen verder zetten.
Whispering Sons speelt op 6 maart een uitverkochte show in Diksmuide. Ook de optredens in Brugge, Brussel en Antwerpen zijn uitverkocht. Op 7 juli zijn ze aan het werk te zien op Rock Werchter.