Toen Villagers twee jaar geleden op liveplaat ‘Where have you been all my life?’ enkele van onze favoriete nummers herinterpreteerde, kwam ons conservatieve kantje naar boven. Hoewel, misschien was frontman Conor O’Brien wel zélf de conservatieveling: hij haalde alle vaart uit zijn inventieve folksongs en het strijkorkest deed alles enorm klassiek klinken. Luister maar eens wat er met ‘That day’ gebeurd is – schande. Maar kijk: met vierde studioplaat ‘The art of pretending to swim’ maakt Villagers alles weer goed, en hoe.
Tijdens opener ‘Again’ worden nochtans meteen synthesizers bovengehaald die typisch zijn voor een band in een midlifecrisis. Een ultieme poging om weer jong te klinken. Verrassend genoeg weet de 34-jarige O’Brien er mee weg te komen en klinkt het nummer als een logisch vervolg op zijn – tot voor kort – meest doordachte en uitdagende plaat ‘Awayland’. De enige herinnering aan ‘Darling arithmetic‘ vind je in de vogelgeluiden die na drie jaar weer terugkeren. Beter dan ooit weet de Ier toetsenspel en spannende strijkers te verweven in refreinen die behoren tot de mooiste die hij ooit geschreven heeft. ‘Sweet saviour’ en ‘Fool’ zijn werkelijk om bij weg te smelten. Alles is bovendien tot in de puntjes verzorgd – die triangel in ‘Trick of the light’! O’Brien is een neuroot in functie van de tederheid.
Desondanks kan Villagers nog steeds dreigend klinken, en daarbij durft O’Brien de controle al eens uit handen geven. ‘Long time waiting’ ligt aanvankelijk in de lijn van het fenomenale ‘I saw the dead’ uit zijn debuutplaat. De duistere piano-aanslagen worden deze keer aangevuld met dynamische percussie à la Radiohead, chaotische samples en losgeslagen electronica. De huppelende baslijn biedt houvast, waardoor de blazers je net niet van je sokken blazen. Die saxofoons worden subtieler ingezet in het atypische ‘Love came with all that it brings’, dat schommelt tussen Moby en oldschool hiphop. Ja, O’Brien verlegt zijn grenzen met glans, niet in het minst tijdens ‘Real go-getter’ – een mix van noisepop en kerstfolk die onvermijdelijk aan Sufjan Stevens’ ‘Age of adz’ doet denken.
Ondanks de afwisseling loopt er één rode draad door ‘The art of pretending to swim’: de geruststellende stem van Conor O’Brien, die ondertussen zo vertrouwd en zelfs vriendschappelijk aanvoelt. Wanneer hij afsluit met de meer klassieke compostities ‘Hold me down’ en ‘Ada’, kan je niet anders dan toegeven dat hij een van de meest veelzijdige, getalenteerde en tedere singer-songwriters van het moment is. Ja, Villagers heeft zichzelf overtroffen.
Villagers speelt 1 november in La Madeleine (info & tickets).