In december vorig jaar deelden Thee Oh Sees mee dat ze voor onbepaalde tijd een pauze zouden inlassen, maar het creatieve beest in John Dwyer is sneller dan verwacht weer komen bovendrijven. ‘Drop’, toch alweer hun achtste plaat, is de Amerikaanse band ten voeten uit. We kunnen de fans dus meteen geruststellen, want de melange van psychedelica, post-punk, blues- en garage rock staat nog steeds pal.
Opener ‘Penetrating Eye’ is meteen een schot in de roos. De weifelende synths strooien even zand in de ogen, maar na veertig seconden verdringen jankende gitaren en stormachtige drums hun collega-instrument. Thee Oh Sees klinken enigszins als een scherpere versie van Band of Skulls – generatiegenoten die in een gelijkaardige vijver vissen – en dat is allerminst een belediging. Op ‘Encrypted Bounce’ wordt de psychedelische gitaar ingezet als een tweede, dwarse zanglijn als tegengewicht voor Dwyers stem.
Op dit achtste studioalbum nemen Thee Oh Sees verrassend genoeg ook verscheidene malen gas terug, weliswaar niet altijd even succesvol. Het lome ‘Savage Factory’ is fletse kost en in ‘Camera (Queer Sound)’ is eentonigheid troef. Afsluiter ‘The Lens’ slaagt er, mede dankzij een uitstekende ritmesectie, wel in om een trapje hoger te klimmen. ‘Put Some Reverb On My Brother’ combineert een rauwe post-punksound met beatlesque samenzang, meteen een andere trend die zich manifesteert op ‘Drop’. Ook de titelsong bevat aan The Beatles refererende harmonieën en ‘The King’s Nose’ lijkt zelfs een onuitgebracht lied ten tijde van ‘Sgt. Pepper’ te zijn.
Na éénendertig minuten zit het er op, en blijven wij nog even glimlachen. Deze nieuwste worp mag dan geen wereldplaat zijn zoals ‘Help’ in 2009, het resultaat is nog altijd bovengemiddeld en we zijn hoe dan ook blij dat Dwyer en de zijnen hun pauze al stopzetten. Onze zinnen staan alvast op album nummer negen, Thee Oh Sees laten er ook nooit te veel gras over groeien.
Thee Oh Sees live zien kan binnenkort in Amsterdam (Melkweg, 25.08, info en tickets).
Album verdeeld door Konkurrent