‘Clutching Stems’, de zevende plaat van de in Brooklyn ontstane band The Ladybug Transistor, werd geboren onder een ietwat ongelukkig gesternte: vlak na het afronden van album nummer zes, stierf drummer San Fadyl aan de gevolgen van een zware astmatische aanval.
Even leek het voortbestaan van het in 1994 opgerichte indiepopcollectief aan een zijden draadje te hangen. Toch hervonden de overblijvende bandleden de moed om door te gaan en werd de bezetting aangevuld met maar liefst drie nieuwe muzikanten. Betekent ‘Clutching Stems’ tegelijk een waardig tribuut aan een overleden bandlid en een frisse start voor een hernieuwde formatie? Helaas niet. Hetgeen aanvankelijk beloofde een monument te worden van krachtige terughoudendheid, heeft tegen het einde van het album meer weg van melodieus behang.
De tien nummers die het album telt worden allen gekenmerkt door de dromerige, beheerste bariton van zanger Gary Olson en vallen het best te omschrijven als ‘gemoedelijk voortkabbelende formalistische kamerpop’. Hoewel er bij tijden onder het genot van een kop thee en gewikkeld in het televisiedeken zeker iets te zeggen valt voor een gestroomlijnd klankenpalet, schuilt juist dààr de zwakte van ‘Clutching Stems’: alles is opgebouwd volgens hetzelfde recept. Dezelfde composities en arrangementen –onderlegd door hier en daar een herfstig keyboard en een ritmische drum- keren te veelvuldig terug en maken van deze cd gewoonweg een repetitief geheel. Nergens wordt er naar een hoogtepunt gemikt of verplaatst het monotone stemgeluid van Olson zich naar een ander register, waardoor het voor de luisteraar moeilijk is om de particulars van de verschillende nummers te onthouden.
Toch vallen er ergens nog wat kleine krasjes te ontwaren op de anders zo perfect georkestreerde luisterplaat: ‘Caught don’t walk’ baadt dankzij een vleugje trompet in een jazzy atmosfeertje en op ‘Oh Christina’ horen we zowaar zeemeeuwgeluiden op de achtergrond. Tenzij The Ladybug Transistor dit soort periferische geluiden wat meer verkent en in het diepe trekt voor hun volgende tocht naar de opnamestudio, zouden ook zij wel eens in de uithoeken van de muziekscène kunnen belanden. Hun hapklare kamerpop luistert weliswaar gemakkelijk weg, maar heeft dringend nood aan flinke portie smaakversterkers – en desnoods een nieuw receptenboek.