Neil Hagerty heeft er al een aardig parcours op zitten. Via Jon Spencer’s Pussy Galore midden jaren ’80 naar zijn eigen band Royal Trux met zijn voormalige vrouw Jennifer Herrema. Na het uiteenbarsten van zowel huwelijk als band richt hij in 2003 The Howling Hex op, waarvan ‘Knuckleball express’ ondertussen toch ook al het achtste album is. Daar valt meteen al iets goed over te zeggen. ‘Knuckleball express’ is niet de zoveelste obligate plaat van een band die wanhopig uit de obscuriteit tracht te blijven. The Howling Hex heeft duidelijk deugd gehad van de vierjarige pauze tussen hun vorige plaat ‘Denver’ en nu. We horen een band aan het werk die duidelijk enthousiast is om te spelen. De toevoeging van gitariste en zangeres Nicole Lawrence, die eerder al bij King Tuff speelde, heeft daar zeker een rol in gehad.
In ‘Lies’ schiet ‘Knuckleball express’ als een windhond naar voren, haren en tong wapperend in de wind. Geen langzame opbouw hier maar een knallend old school rock-’n’-roll riff waarover Hagerty zingt ‘If you wanna die/ believe in lies’. De scheurende elektrische gitaar samen met de stuiterende honky-tonk piano en rollende drums geven het nummer een onstuitbare vaart mee. Voor Lawrence is het ook meteen de kans om aan te tonen hoe goed haar stem bij die van Hagerty past.
Hagerty heeft altijd al een voorliefde gehad voor absurde lyrics. Dat is op dit album niet anders. Zo krijgen we in de morsige garagerock van ‘Mr chicken’ lyrics als ‘Another mr. chicken walking the halls again/ to find a ribbon of gold upon the breeze watching it ease across the sand/ yes, that is correct’ of ‘Green, green what good is it to you/ swinging from the ceiling on a crystal rope’ in ‘Words’. Die laatste song verandert halverwege ook spontaan in een met bluesrock versneden jam die zich langzaam heupwiegend naar het einde beweegt.
In vergelijking met de obscure lyrics in de twee songs hierboven draagt Hagerty in ‘City in the country’ het hart op de tong. Teksten die zonder omwegen refereren naar zijn heroïneverslaving in Royal Trux ‘It’s just another addiction now uh-huh/ and that’s why I won’t be seeing you around me’ om dan vlotjes over te schakelen naar de rollende heuvels van Colorado waar hij woont ‘The gentle way the blades are turning out/ sweet Rocky Mountain waves/ cascading down the blue ice towards the city far away’. De in fuzz gedrenkte gitaren krijgen daarna de vrije loop in een lekker rammelende dialoog tussen Hagerty en Lawrence.
In een recent interview gaf Hagerty al aan dat hij niet verwacht dat The Howling Hex nu opeens een groot publiek zal trekken en dat dat op een bepaalde manier bevrijdend werkt. Er is geen noodzaak meer om een radiovriendelijke single te maken waardoor hij muzikaal van alles tegen de muur kan gooien om te zien wat blijft plakken. Zo krijgen we opeens klavecimbel te horen op ‘Cowboy motors’, een nummer dat klinkt als een gefliptje jingle van een zelfvoldane autofabrikant ‘Watching it all go by/ you won’t look them in the eye/ welcome super motors/ you are what you drive’.
Dat mes snijdt, zoals vaker, wel aan twee kanten. Je krijgt een band die vrijelijk experimenteert zonder dat er iemand zich afvraagt of al die experimenten wel iets bijdragen aan de plaat. Zo komen het katerige ‘Rootbeer mother’ en het nietszeggende ‘Tilt’ ook zonder problemen op de plaat terwijl deze nummers weinig of niets qua gevoel bijbrengen. De plaat eindigt dan weer wel goed met het door country beïnvloedde ‘Share a name’ en het psychedelische ‘North aquarian’ waar de spacey gitaren in uitgerekte solo’s afscheid nemen van de luisteraar.
‘Knucleball express’ is een plaat die geen toegevingen doet en ook niet pretendeert meer te zijn dan wat het is. The Howling Hex heeft op hun achtste album geen ambitie om het wiel opnieuw uit te vinden. Wel levert ze een degelijke, gitaargedreven rock-’n’-roll plaat af, die moeiteloos elementen van country, blues, noise en psychedelica verenigt.