“They’re always the same, but always different“, zei John Peel ooit over zijn lievelingsgroep The Fall. Die uitspraak gaat ook moeiteloos op voor de Schotten van Mogwai. Van de grandeur van debuut ‘Mogwai young team’ over het verstilde ‘Come on die young’ tot het recentere ‘As the love continues’. Mogwai heeft lak aan concessies, muteert met elke release en blijft toch overduidelijk als zichzelf klinken. Zo ook op ‘The bad fire’.
Normaal komen we nu aan op het moment waar menig muziekrecensent iets over hun ‘kenmerkende post-rock’ neerpent. Laten we dat voor een keer niet doen. Niet alleen vindt de band het een sullige term (“We just play rock music without lyrics“), maar het doet ook afbreuk aan de gevarieerde staalkaart van hun sound. Het tijdperk dat de groep vooral grossierde in traag aanzwellende gitaarepossen (klassieker ‘Mogwai fear satan’, iemand?) is namelijk al langer voorbij. ‘The bad fire’, hun elfde, lijkt in vergelijking met vroeger werk op een auditieve supernova in pocketformaat. Neem ‘Lion rumpus’, dat netjes afklokt op drieënhalve minuut, maar furieus uit zijn voegen barst vanaf seconde één. Ook ‘Hi chaos’, een vroeg hoogtepunt, is een snelcursus compact climaxen. Tijdens de intro is er nog sprake van een bescheiden opbouw. Voor je het weet metselt de groep een van hun vintage geluidsmuren.
Een aanpak die meer recht door zee is, dus. Sterker nog: soms flirten de heren zowaar met een poppy geluid. ‘Fanzine made of flesh’ is shoegaze verpakt in een mierzoet popkeurslijf. Of om het te zeggen met de woorden van gitarist Stuart Braithwate: “a cross over between ABBA, Swervedriver and Kraftwerk.” Die laatste invloed schemert vooral door in de vocalen, die steevast door een vocoder worden gejaagd. “Going back is all I have/Trying to forget my time again/Is it too much for you to forget?“, zingt Braithwaite als een robot die net door een relatiebreuk ging.
Ook de tekst in ‘God gets you back’, een heerlijke mengelmoes van elektronica en dreampop, is vakkundig vervormd. De tekst is deze keer van de hand van het zevenjarig dochtertje van multi-instrumentalist Barry Burns. Zij speelde trouwens een belangrijkere rol op ‘The bad fire’ dan je zou vermoeden.
Het zit zo: tijdens de opnames van het albums onderging Burns’ dochtertje chemotherapie en een beenmergtransplantatie. Haar overlevingskans was klein en dus is het geen wonder dat Burns terugblikt op die periode als een “complete fucking nighmtare“. Tijdens de opnames voelde hij zich niet aanwezig in de ruimte. Al weegt zijn verdriet met momenten duidelijk door op plaat. ‘Pale vegan hip’ cirkelt rond een desolate gitaarriff en roept beelden op van verlaten ziekenhuisgangen. Ook het verzengende “If you find this world bad, you should see some of the others” boort rechtstreeks in de hartkamer.
Toch is ‘The bad fire’ finaal geen rouwvehikel geworden: ‘Hammer room’ is een brok eigenzinnige krautrock waar het spelplezier van af spat en dat geldt bij uitbreiding voor heel het album. Always the same, always different, maar vooral: always steengoed. Geen wonder dat die zalen in de Roma en de AB hopeloos uitverkocht zijn.
Wie zijn kans toch nog wil wagen, kan terecht op de wachtlijsten van De Roma of van de AB.