Richard Ashcrofts vijfde soloalbum luistert naar de titel ‘Natural rebel’, maar laat je hierdoor niet al te hard misleiden. Het rebelse heeft anno 2018 plaatsgemaakt voor de persoonlijke drang van een man die zijn emoties zo waarachtig mogelijk in popmuziek wil omzetten en in de eerste plaats zijn aanhang zeer dankbaar is om daar de ruimte en het respect voor te krijgen. De “Thank you to let me be myself again” van enkele jaren geleden wordt op eerste single ‘Surprised by the joy’ als volgt verwoord: “A natural rebel, here I am / But some of you won’t understand / Yes it’s one step at a time, my love / I wanna give you all I got”. Het beduidt een optimisme dat zeer typerend zal blijken voor de rest van deze plaat.
Opener ‘All my dreams’ zet meteen de toon met zijn uptempo en radiovriendelijke vibe. De muziek heeft veel weg van Jan De Wildes ‘Fanfare van honger en dorst’, al gaan we er vanuit dat De Wilde geen deel uitmaakt van Ashcrofts platenkast en we het woord plagiaat dan ook niet in de mond hoeven te nemen. Uptempo en radiovriendelijk: dat kan ook worden gezegd over ‘Birds fly’. De typerende grootse strijkersarrangementen worden daarbij meteen ingezet, waardoor we niet onmiddellijk merken dat Ashcroft zijn jarenlange samenwerking met producer Chris Potter heeft stopgezet ten voordele van het duo John Kelly en Emre Ramazanoglu.
Het sterke ‘Surprised by the joy’ is een logische eerste single en had gelet op zijn lengte – 5m38, langste track van het album – en opbouw ook perfect kunnen dienstdoen als afsluiter. Hoog tijd voor een love ballad dan, en die krijgen we met ‘That’s how strong’. Niet meteen onze favoriet, maar dat wordt goedgemaakt met ‘We all bleed’, een ballad met een meer aanstekelijke melodie. ‘Born to be strangers’ gaat de funky toer op en ‘That’s when I feel it’ laat zich kenmerken door een sterk refrein en brengt de volksmenner in de zanger naar boven. Een nummer waarvan wij verwachten dat het live nog beter tot zijn recht zal komen.
‘Natural rebel’ brengt tien oerdegelijke songs, maar laat na ons compleet van onze sokken te blazen. Iets waar Ashcroft in het verleden steevast in slaagde. Het is jammer genoeg wachten op afsluiter ‘Money money’ vooraleer we – voor de eerste en meteen laatste keer – eens goed worden dooreengerockt, wat ons met heimwee doet terugdenken aan de minder afgeborstelde jaren van de man die ooit de geuzennaam Mad Richard kreeg toebedeeld.