Niels Boutsen sprokkelde met Stoomboot snel succes toen hij zo’n zes jaar geleden als jongste winnaar ooit de Nekkawedstrijd won. Na een goed onthaald eerste album ‘Stoomboot’ en tweede plaat ‘Storm’ brengt de kleinkunstenaar ‘Zwarte doos’ uit. Daarin horen we dat Boutsen eindelijk een lief heeft, iets wat lang geanticipeerd werd op eerder werk (bijvoorbeeld in ‘Groupies’ uit ‘Stoomboot’: “Ik zoek al jaren, groupies waar zijn ze heen”). In de zevende hemel verkeert hij daarmee echter niet.
Opener ‘Eindelijk een lief’ illustreert op het eerste zicht een inhoudelijke breuk met Stoomboot’s voorbije werk. Zoals hij zelf samenvat, heeft de Leuvenaar “twee platen gemaakt over ellende, over liefde en hoe dat niet lukte”. Toch is ‘Zwarte doos’ op thematisch vlak niet vernieuwend: na de euforie van het eerste nummer gaat zijn relatie immers bergaf. Naar de tweede helft van het album toe worden de teksten zwaarmoediger: ‘We hebben ons vergist’ doorprikt de illusie (“we doen alsof alles oke is, alsof we zomaar samen kunnen zijn”).’Dit is wat ik doe’ vormt het dieptepunt in de relatie maar is dat zeker niet van het album dankzij de fragiele eenvoud.
De genialiteit van ‘Bindingsangst’ en bij uitbreiding van het volledige eerste album wordt niet meer bereikt. Wat niet wilt zeggen dat de jongeman zijn poëtische zin kwijtspeelde. Dat illustreren verzen als “Op het einde zijn we hoopjes opgedroogde zin” (‘We hebben ons vergist’), en “stilte verloor het van de zwaartekracht” (‘Je komt alleen maar buiten in de winter’). Boutsen schuwt wederom de flauwe mopjes, paradoxen en wijsheedjes niet: “Ik werd nooit opgenomen, heb wel veel opnames gedaan” (‘Eindelijk een lief’) en “Alles loopt, al loopt het andersom” (‘Kamiel’). Stoomboot zou Stoomboot niet zijn als hij er niet mee weg komt.
Met eenvoudige, gesnoeide piano- en gitaarakkoorden zit er in ‘Zwarte doos’ muzikaal gezien weinig nieuws. Al blaken de enkele funky nummers (‘Devervelendluidetrolleyblues’, ‘Vrouwen bouwen’) niet van originaliteit, teleurstellen doen ze evenmin. Af en toe krijgen we een glimp van meer, zoals de subtiele etherische synths die hun kop helaas niet prominent genoeg opsteken in ‘Kamiel’. We missen uitschieters zoals de sax uit ‘Storm’ (o.a. in ‘Gestrand’) die net dat ietsje meer gaven. Stoomboot moet het nog steeds vooral van zijn stem en teksten hebben.
Het voorlaatste nummer ‘Je komt alleen maar buiten in de winter’ had een uitstekende afsluiter kunnen worden, ware het niet dat het laatste en nostalgische ‘(kersentaart)’ een tedere taartafwerking is. ‘Je komt alleen maar buiten in de winter’ heeft eindelijk de passie waar we toch een beetje op zaten te wachten. Stoomboot durft instrumentaal en vocaal, doch nog steeds bescheiden, iets harder te gaan.
In het nummer ‘Een muze brandt de liefde heet’ zingt de dichter “Je vouwt je als een deken om me heen” en dat is precies wat ‘Zwarte doos’ met ons doet. De langspeler offert een knus hoekje om je in op te rollen en je even te verliezen in andermans liefdesperikelen, en dan liefst nog met een troostend stukje ‘(kersentaart)’.
Op 11 november stelt Stoomboot zijn derde album voor in de Minardschouwburg in Gent. Info en tickets vind je hier. Hij toert ook langsheen enkele cultuurcentra (info & tickets).