Mogen wij Tape Cuts Tape een Belgische supergroep noemen? De leden hebben hun sporen al ruimschoots verdiend. Rudy Trouvé speelde onder andere bij dEUS, hij was mee verantwoordelijk voor de sound in het begin, en richtte tal van bands op die hun stempel hebben gedrukt op de Belgische muziekscene. Een daarvan is Dead Man Ray. Ook de overige leden zijn niet de minsten. Drummer Eric Thielemans is geen onbekende in het jazzwereldje. Ook Lynn Cassier heeft met haar dromerige stem vooral daar haar sporen verdiend. Met ‘Black Mold’ bracht Tape Cuts Tape een tweede album uit.
De invloeden van jazz zijn overduidelijk aanwezig maar worden hier in een wel heel experimenteel kleedje gestoken. De vocale inbreng is de warmtebron in het geheel, maar ook muzikaal worden hier gensters geslagen. Het is de bedoeling dat we genieten, in een rustige en gemoedelijke sfeer. De songs zijn ontstaan uit pure improvisatie, en het resultaat mag er zijn. Enige, weliswaar kleine minpunt is dat het allemaal niet gemakkelijk in het gehoor ligt. Het kost een beetje inspanning om echt tot de luisteraar door te dringen. Als je er echter de moeite voor doet, dan pas ontdek je de waarde van dit erg mooie album.
Dat elk van de leden ervaring heeft in het bespelen van hun instrument staat buiten kijf. Dit is ook duidelijk te horen in de opbouw. Elk onderdeel past als een puzzel in elkaar, maar er is genoeg vrijheid om te improviseren, zowel bij de vocale als de muzikale aankleding. Het vermengen van verschillende invloeden geeft een meerwaarde aan het geheel. Erg toegankelijk klinkt het dus allemaal niet, daarom zal het album moeilijk aan te prijzen zijn naar een groot publiek toe. Maar Tape Cuts Tape verweeft jazz- en rockinvloeden tot de diepste vorm van kunst, die de kwaliteit van deze plaat omhoog haalt. We beschouwen dit album dan ook als een aanrader voor de muziekliefhebber die niet enkel luistert met het gehoor, maar ook met het hart.
Album verdeeld door Rough Trade