Wie Tamino nog niet kent, moet de afgelopen twee jaar onder een steen geleefd hebben. De Egyptische Belg speelde op alle grote festivals ter lande en verkocht de AB een paar keer uit, en dat zonder een album te hebben uitgebracht. Platgebombardeerd door de luie vergelijking met Jeff Buckley ging de jonge twintiger niet ten onder aan de druk, en speelde hij indrukwekkende shows zonder veel live-ervaring. Dan heb je ballen, en in Tamino’s geval vooral een falsetto om U tegen te zeggen.
Voor zijn debuutplaat besliste Tamino om het groots aan te pakken. In ‘Sun may shine’ resulteert dat in een flinke dosis reverb en een strijkorkest dat af en toe komt piepen. Beide elementen vormen een meerwaarde, maar kunnen niet verhullen dat het nummer an sich een van de mindere is op ‘Amir’. Precies omgekeerd zit het in ‘Cigar’, een klassesong die in het refrein wordt opgeblazen door een ergerlijk bombastische productie, inclusief beiaardklok. Ook ‘So it goes’ en ‘Intervals’ krijgen extra body, deze keer door het muziekgezelschap Nagham Zikrayat (dat onder andere bestaat uit een aantal vluchtelingen die beloftevolle muzikanten waren in hun thuisland). Arabische klanken en melodieën voeren de boventoon, net als in ‘Each time’.
Als tegengewicht voor al die grootsheid (of bombast, zo je wil) gaf Tamino Ine Eysermans van Amatorski de opdracht om soundscapes te maken van oude cassette-opnames van zijn grootvader, die vanaf de jaren 50 furore maakte in de Arabische wereld, en verwerkte die in zo goed als alle nummers. In ‘w.o.t.h’ (will of this heart) komen die soundscapes het duidelijkst naar voren, maar in plaats van ruimte te scheppen in de nummers, vullen ze kostbare en broodnodige lucht tussen de stuwende drums en dreigende achtergrondkoren. Een gemiste kans, want het werk van Eysermans klinkt niet alleen eigenzinnig, maar ook interessant en intrigerend. Nog zo’n gemiste kans is ‘Chambers’, dat qua percussie en zanglijn te veel als Balthazar klinkt.
Of Tamino dan verdrinkt in zijn eigen bombast? Dat nu ook weer niet. ‘Indigo night’ is bloedstollend mooi, net als ‘Verses’, gespeeld op de resonatorgitaar van grootvader Moharam en knap ingekleurd door een subtiele marimba. Hier kiest de twintiger voor eenvoud zonder daarom in het rijtje te komen van getormenteerde, ontroostbare singer-songwriters.
Want het is duidelijk dat Tamino dat net niét wil zijn. Hij wil geen antiheld zijn en doet er alles aan om groots te klinken, majestueus en koninklijk. Dat zou geweldig goed kunnen uitdraaien als er genoeg lucht wordt gelaten tussen alle verschillende instrumenten en laagjes, maar het verschil tussen grootsheid en bombast vervaagt te vaak op ‘Amir’. Al te dikwijls gaat dat ten koste van de subtiliteit van de songs van de jonge Belg. Daardoor kruipt het leeuwendeel van de nummers niet diep genoeg onder onze huid. Dat maakt het album te veel kabbelend en te weinig snijdend. Zeker na een luisterbeurt of tien ontroert de pure song niet meer genoeg door alles wat eromheen gebeurt. Vergelijk het met de cakejes in de Delhaize: de overmatige verpakking durft de smaak wel eens verpesten.
Tamino speelt op 29 november, 30 november en 1 december in een uitverkochte AB.