Wie goed op de cover van de ex-Soldier’s Heart frontvrouw haar debuutalbum let, merkt dat de twee geliefden elkaar niet helemaal aan het knuffelen zijn. De linkse figuur heeft geen hoofd meer en lijkt door de vrouwelijke rechterfiguur enkele vieze wondes ter hoogte van diens buik te ontwikkelen. De achterkant lijkt zelfs nog macaberder. Misschien is de interpretatie niet juist, maar ze stemt alleszins wel tot nadenken gezien de context van het album. Kreusch verwerkt op ‘Montbray’ namelijk de breuk met en het overspel van Maarten Devoldere.
Het album leest dan ook bijna als een verwerkingsproces waar we mee getuige van mogen zijn. Het doet daarbij qua context als qua uitvoering een beetje denken aan Tyler, The Creator’s ‘Igor‘. Op ‘Falling high’ lijkt er nog enige twijfel aanwezig. Kreusch blikt terug op enkele laatste mooie herinneringen die ze spendeerde met hem. Zorgeloos genietend van elkaars gezelschap. Verder lijkt ze de eerste barsten nog te willen lijmen op ‘Shangri-la’ – indien hij naar haar luistert en haar lief heeft.
Maar hoe verder we afdalen in ‘Montbray’ hoe verder Kreusch rumineert. We krijgen nog geen glimp opgevangen van hoe moeilijk dat voor haar moet zou zijn geweest. Op ‘Walk walk’ maakt ze voor zichzelf uit op welke manier ze hieruit wil zien te geraken: vol vertrouwen, ander en beter. Beyoncé-gewijs trekt ze er snedig de deur toe. “Ciao, arrividerci, baby“, zucht ze. Dat sentiment overheerst eigenlijk over het hele album met in quasi elk nummer wel enkele fraaie quotables. Tegen het einde van het album blaakt ze van zelfvertrouwen. “Look at me now / I am a redhead and I’m raging“, zingt ze in ‘Let it all burn’.
Qua instrumentatie lijkt ze naar het einde toe evenwel toe te werken naar een apotheose. ‘Wild love’ is een meanderende slowburner, ‘Ending up alone’ dan weer een knappe ballad. Op die laatste lijkt ze een laatste keer achterom te lonken, overpeinzend waar karma precies is (voor beiden). Het luide trompetgeschal dat ‘All of me’ inluidt, maakt echter korte metten met het melancholieke eerste deel van de plaat waar we vooral tinten baroque en ambient pop in vinden. De drums enerveren en geven een bepaalde zwierige cadans aan waar je maar niet op kan stil blijven zitten.
Het orgelpunt van het album zit ‘m echter in de staart met ‘Girls’ en ‘Let it all burn’. De manier waarop Kreusch waarop ze “The afterglow” over haar tong laat rollen. Kippenvel, steeds opnieuw. Het geklap op interlude ‘Hear this choir’ wordt richting de achtergrond verwezen. Verder wordt ze op een voortreffelijke manier bijgestaan door achtergrondvocals die het nummer nog meer kracht bijzetten. Kreusch is niet langer moederziel alleen met een gebroken hart. Ze wordt omringd door een warme omgeving en uit zich een beetje als een femme fatale, want.. hoe kon je haar nu verliezen? Dat hartverwarmende gevoel overheerst eveneens op het daaropvolgende ‘Let it all burn’. Het nummer is een cynische loveletter; kijkt naar mij en hoe ver ik ben geraakt, klinkt ze ontwapenend. Iets verderop houdt ze hém eens een spiegel voor. “Always, like the fuck-up you are / Now I know, now I know“, snerpt ze.
Op ‘Montbray’ timmert Sylvie Kreusch een innemend debuut in elkaar. En dat met maar één overstemmend thema: liefde. Nummers laveren er van heerlijk meeslepende pop die verrijkt worden door strijkers of gedempte pianoklanken waar Kreusch’s prachtige stemgeluid haar gang kan laten gaan. Elders kunnen alle remmen, niet alleen letterlijk maar ook figuurlijk, los. Ze is zonder omkijken in haar own lane en daar kiest ze resoluut zelf voor. Als we niet beter zouden weten, kroonden we het album als een Belgische grand cru. Al werd de teerling geworpen in een Noord-Frans dorpje waar van wijn telen nauwelijks sprake is. Maar toch.
Sylvie Kreusch stelt de plaat voor op diverse locaties in ons land. Ze staat in VOLTA (27.11), Trix (30.11), Het Depot (21.12) en volgend jaar in Vooruit (14.4). Tickets voor de shows zijn te vinden via de diverse websites van de zalen.