Terwijl een hondje poseert aan piano, ontploft op de achtergrond de wereld. Zoek in de symboliek gerust een metafoor die je geweten een welgemikte schop geeft. Pill is niet de band om dat beeld voorzien van een goede hashtag en filter op sociale media te delen – ze zijn te druk bezig met nog meer olie op het vuur te gooien.
Het New Yorkse Pill is één van de hardst werkende bands in de DIY-scene van de stad. Terwijl steeds meer platenwinkels, clubs en repetitielokalen verdwijnen door de groeiende vermarkting van de wereldstad, probeert het viertal het circuit levende te houden. Parquet Courts is grote fan en noemde hen de beste liveband van het moment. Op ‘Soft hell’, het tweede album van de groep, wordt die energie gekanaliseerd in twaalf krachtige punknummers.
Ongelijkheid vormt de rode draad, of het nu gaat om macht, geld, gender of afkomst. Dat zeggen ze nooit met zo veel woorden – ze laten liever de intensiteit van hun nummers het punt maken. Bassiste en zangeres Veronica Torrest schreeuwt de helft van de tijd onverstaanbaar over de rauwe gitaren en saxofoonuithalen heen, zonder dat de boodschap verloren gaat. Die saxofoon helpt om zich te onderscheiden van gelijkaardige bands, al geeft Pill de concurrentie hier wel het nakijken.
Na een heftig openingsduo neemt de band wat gas terug. In ‘Dark glass’ overheerst een schurende gitaar die aan de donkerste periode van Sonic Youth doet denken, terwijl ‘Fruit’ en ‘Haha’ dreiging puren uit broeierige basriffs en subtiele saxofoon. ‘Midtown’ is nog zo’n nummer waarin Kim Gordon nooit veraf lijkt. Afsluiters ‘Power abuser’ en ‘OK’ hakken wel weer hard binnen. “In the crusade over who owns the right to my body: what I am allowed to create or destroy?”, vraagt Torres zich briesend af.
Met zo veel daadkracht en energie kan het niet anders dat Pill hiermee de poort open zet naar een groter forum. ‘Soft hell’ hamert hard maar slaat altijd raak. Punk mag dan al een aantal keer doodverklaard zijn, Pill is op zijn minst een smakelijk placebo.