Jaren geleden beloofde Sufjan Stevens om voor elk van de vijftig Amerikaanse staten een conceptplaat te maken. Tot dusver heeft hij er welgeteld twee uitgebracht, voor Michigan en Illinois, en aangezien die laatste ook alweer bijna tien jaar oud is, kunnen we aannemen dat pakweg Alaska zich niet snel aan een eigen album moet verwachten. Komt ervan als meneer Stevens zich in de ene na de andere creatieve bocht gooit om met verschillende genres te flirten, zo ook op de eerste full-cd van zijn nieuwe project Sisyphus.
Voor deze groep ging Sufjan Stevens de samenwerking aan met Ryan Lott (bekend van Son Lux) en rapper Serengeti (vooral bekend van zichzelf) om een soort elektronische folkhiphop te maken. Zo’n genrebeschrijving is meestal genoeg om in een wijde boog rond de bijhorende muziek te lopen, maar deze namen maken het project aantrekkelijk en het resultaat klinkt vaak exact als wat je van deze artiesten zou verwachten. De beats en melodieën springen, in Son Lux’ ‘Lanterns’-stijl, alle mogelijke kanten op en worden overgoten met Serengeti’s typische, onderkoelde raps. In feite vormt dit de basis voor Sisyphus’ geluid, want het lijkt alsof Sufjan Stevens’ bijdrage beperkt bleef tot het opleuken van sommige nummers met zijn typische sound, zoals in ‘My Oh My’.
Het is dan ook meegenomen dat zijn stijl staat als een huis. ‘Take Me’ en ‘I Won’t Be Afraid’ zijn vintage Sufjan Stevens, en hoewel ze op het eerste gehoor als afleggers van zijn solomateriaal kunnen klinken, slagen ze er toch in te beroeren. Op deze songs na trekt Serengeti de meeste aandacht naar zich toe, maar wanneer hij het helemaal alleen moet bewijzen blijft Sisyphus te veel in geforceerd geëxperimenteer steken. ‘Flying Ace’, ‘Booty Call’ en ‘Dishes in the Sink’ vergen veel van de luisteraar, en geven te weinig interessants terug. Omdat de groep zo al weinig bondigheid aan de dag legt, hadden deze probeersels makkelijk achterwege kunnen blijven om de sterkhouders beter uit de verf te laten komen.
Er staat immers genoeg op dit debuut waar Sisyphus wél de juiste balans tussen experiment en de invloeden van de drie artiesten vindt. Zo is er de ingetogen opener ‘Calm It Down’ of het funky ‘Lion’s Share’, met dank aan een catchy baslijn. Met een repetitieve beat had afsluiter ‘Alcohol’ korter gemogen, maar het mooie einde maakt veel goed en ‘Rhythm of Devotion’, met voorsprong het beste op deze plaat, teaset enkele minuten en geeft de luisteraar dan precies wat hij wil.
Sisyphus’ debuut kunnen we dus een typisch “ambitieuze” plaat noemen, wat betekent dat er veel (en làng) geprobeerd wordt het beste van drie werelden bij mekaar te brengen. Tussen het overbodige geëxperimenteer in slaagt de groep hier voldoende in om tot herbeluisteren aan te zetten, maar stiekem hopen we, samen met Alaska, toch nog op een volgende échte Sufjan Stevens-plaat.
Sisyphus heeft voorlopig geen concerten gepland in België of Nederland.
Verdeeld door Konkurrent