Op de cover van Sevdaliza’s tweede langspeler zien we een portret van de Nederlandse met Iraanse roots met een blauw oog. De symboliek die ze evenwel in een statement erover vermeldde luidt dat het een ingeving was vanuit haar onderbewuste om de moeilijkheden en tegenslagen die ze reeds te verwerken heeft gekregen in één oogopslag probeerde te kaderen. De nachtelijke tinten die hierdoor op haar huid ontstaan, verwijzen eveneens op een eerder cryptische manier naar de titel en inhoud van het album; een existentieel portret van een artieste die na trauma op zoek probeert te gaan naar zichzelf.
De titel verwijst naar een mythisch Perzisch paard (Shabrang Behzād) dat vrij vertaald ‘de kleuren van de nacht’ betekent. Die gelaagde betekenis van het woord vinden we – verdeeld over tien verschillende thema’s – terug in het album gaande van liefdesverdriet, narcisme, dood, (middelen)misbruik tot passie, liefde en mentale gezondheid. In het openingsnummer ‘Joanna’ horen we daarvan al enkele thema’s aangeraakt worden. Hierbij bezingt ze een mysterieuze vrouw die kracht maar eveneens onbeantwoorde liefde personifieert terwijl de instrumentatie van meet af aan een sinistere vorm aanneemt en nooit meer zal loslaten.
De dualiteit, worstelingen en de onzekerheid over het constant moeten schipperen tussen twee culturen, is eveneens prominent aanwezig. Als kind vluchtte ze namelijk met haar ouders weg uit Iran om een nieuw leven op te starten in Nederland. In ‘Lamp lady’ reflecteert ze bijna hoopvol over het leven dat ze had kunnen leiden wanneer ze bepaalde keuzes niet zou hebben gemaakt. Tussen de als’en en maar’en door klinkt ze desalniettemin hoopvol in een album dat verder baadt in donkerte. Het grungey gitaargetokkel, de schemerende violen in het tweede deel van het nummer en stompende percussie geven de meditatieve zang en trappy beats een extra flair. In ‘Oh my god’ is de productie daarentegen meer rechttoe rechtaan.
In het meanderende ‘Wallflower’ lijkt ze een brief te hebben geschreven naar haar jongere ‘ik’ waar ze belooft dat alles uiteindelijk wel goed zal komen. Het muurbloempje kaatst echter de bal terug in dat mensen haar maar mooie dingen over het leven in haar oren blijven fluisteren terwijl het helemaal niet zo aanvoelt en ze zich eenzaam voelt. In het eveneens existentiële ‘Habibi’ uit die onzekerheid zich in een roep om klaarheid; “Habibi, habibi / No one understands me” en “Is there anyone out there / To get me out of my head?“.
De trippy productie en het gebruik van vocoder en auto-tune zijn zaken waar ze voor het eerst mee experimenteert en die soelaas lijken te brengen. Op het transcenderende ‘Human nature’ bereikt het album zijn expressief hoogtepunt al zijn de verschillende ballads zoals ‘No way’, het afsluitende ‘Comet’ of het in het Farsi gezongen ‘Gole bi goldoon’ rustpunten. Soms lijken die lichte facetten in dit potige album nodig, elders voelen ze soms een beetje overbodig.
De moeilijkheid die het lijvige ‘Shabrang’ tegemoet zou kunnen komen is verdrinken in de verschillende nachtelijke tinten die het tracht te exploreren. We krijgen echter een diepgaande en vrij openlijke zelfverkenning voorgeschoteld, geschreven in poëtisch verzen. Deze vormen zowel een ode aan haar roots, het verwerken van het slepende trauma dat ze met zich meedraagt als de mogelijkheid tot een sprankel hoop in een weg die lijkt vol duisternis te zitten.