De erelijst van ‘BBC’s Sound of’-genomineerden lijkt in drie groepen in te delen. In de eerste plaats zijn er enkelen die terecht met de nominatie wegliepen en ondertussen een knappe back catalogue hebben opgebouwd (Sampha, James Blake, Frank Ocean). Vervolgens hebben we er wiens flinterdunne muziek jammerlijk doorbrak naar de mainstream (Sam Smith, Khalid) en tot slot zijn er verschillende die even snel na het krijgen van de eer terecht terug de vergetelheid in doken (Ray BLK, Jack Garrat). Waar we Sam Fender, genomineerd in 2018, bij gaan mogen plaatsen is na zijn debuutplaat nog niet helemaal duidelijk, al denken we niet dat het in de eerste categorie zal zijn.
Nochtans kreeg de jongeling vanuit verschillende hoeken al redelijk wat lof. En dat is in zekere zin ook terecht: Fender loopt, in tegenstelling tot vele anderen in zijn genre, niet met een boog rondom zware en confronterende onderwerpen heen. Luister daarvoor naar ‘White privilege’, waarin hij zichzelf en de blanke maatschappij een spiegel voorhoudt. Of ‘Dead boys’ dat de overvloed aan zelfmoorden in het Verenigd Koninkrijk aankaart. Muzikaal krijgen we echter te veel van hetzelfde voorgeschoteld, namelijk simpele songs van een man met een elektrische gitaar, zonder avontuur en met saaie melodieën en dito songstructuren.
Op de nog vrij sterke opener en titeltrack schemert de invloed van Bruce Springsteen heel hard door. Ook goed is het naar The Strokes refererende, bescheiden hitje ‘Will we talk?’. ‘The borders’ daartegenover lijkt op iets van The War On Drugs maar mist de melancholie die de muziek van Granduciel en co doorspekt. ‘Call me lover’ is met zijn overbodige, van elk leven ontnomen digitale strijkers te veel gebakken lucht. Verder kunnen we bijna elk nummer met dezelfde adjectieven benoemen: onopvallend en voorspelbaar. De piano op live opgenomen afsluiter ‘Use’ vormt daarentegen een aangename afwisseling en maakt van dit nummer een positieve uitschieter.
We zien Sam Fender wel redelijk wat airtime op de rockradio’s van deze wereld voor zich nemen en de namiddagoptredens op de hoofdpodia van de iets gitaartrouwere, grote festivals veroveren. Daarvoor is de eentonigheid en voorspelbaarheid van zijn muziek net een troef. Wij knappen er echter op af. De nummers van Fender zijn gemakkelijk verteerbaar maar ook te weinig gedurfd. Verder dan een aangename stem, enkele goede refreinen en wat vertederende saxofoonarrangementen komt Fender op het gros van de songs op ‘Hypersonic missiles’ namelijk niet. Tijd om die Fender Jazzmaster aan de kant te leggen en vaker achter de piano te kruipen. De Fender Rhodes is ook een pracht van een instrument.