De kans is groot dat Radiohead de spannendste band is waar je top 40-vrienden ook al eens van gehoord hebben. Dat is geen toeval, maar getuigt eerder van de wilskracht, koppigheid en drang tot experiment van elk individueel lid van de Britse groep. Net zoals we ons de achterkamerpolitiek in onze parlementen eigenlijk nauwelijks kunnen voorstellen, zo kunnen we waarschijnlijk niet vatten hoe groot de druk op een collectief muzikanten opererend in het industriële poprockcircuit moet zijn geweest om een nieuwe ‘Creep’ of ‘OK Computer’ te maken.
Ze weerstonden en werden zo dé anti-establishment band die zich comfortabel nestelden in de mainstream. Zoals het een groep in die positie betaamt leek halfweg de jaren 2000 de hype en commerciële en creatieve mogelijkheden met releases minstens even belangrijk te worden dan het product zelf. Mysterieuze mediacampagnes, pay-what-you-want, verrassingsalbums, internet memes; in muziekkritische middens kan duidelijk niets de mystieke geloofwaardigheid van de band die zich ooit zo afzetten tegen de “hype” aantasten.
De grote verdwijntruc die ‘A moon shaped pool’ aankondigde, vormde daarop geen uitzondering. Daarvoor is de muziek, net als de promo, té Radiohead. Houd je even vast en laat gerust enkele belletjes rinkelen: de zich opentrekkende wolkenhemel na vijftig seconden op ‘Burn the witch’, de aan en uit flikkerende stemfragmenten die op ‘Daydreaming’ en ‘Present tense’ de perfecte aanvulling op de repetitieve piano en gitaar vormen, de kinderlijk dramatische melodieën die op ‘Decks dark’ en ‘Desert island disk’ opgevangen worden door onderkoelde instrumentatie, de onder chaos aanhoudende basgroove van ‘Ful stop’, de onderwaterbeleving van ‘Glass eyes’ en ‘True love waits’, de plotse zenuwachtigheid van ‘Identikit’ en de piano als vuurtoren voor de angst op ‘Tinker tailor soldier sailor rich man poor man beggar man thief’; stuk voor stuk elementen die een rechtstreekse verbinding hebben met songs uit het verleden.
Nu is het zo dat muziekrecensenten het hebben van een eigen smoel vaak noodzakelijk vinden, alleen hadden de Britten zich ook op dat vlak een schijnbaar oneindige dwarsheid aangemeten. Wel is het aandoenlijk om te zien hoe de band als een gelukkig en lang getrouwd koppel elkaars zinnen afmaakt. Ze weten hoeveel staccato instrumentatie of weirdness de stem van Yorke nodig heeft. Greenwood weet dat Thom met het nakende einde van de EU veel te vertellen heeft en speelt zijn cinematografische orkestratie gaarne uit, zoveel zelfs dat wij ons nog afvragen of de clip van ‘Burn the witch’ er niet gewoon eerst was.
Verwonderlijk en indrukwekkend is het om te horen hoe de bandleden simpelweg weten hoe ze het samenspel tussen die twee van skelet moeten voorzien. Het album lijdt echter ook aan de inherente saaiheid van een koppel waar het te perfect gaat, waar de chemie er nooit voor zorgt dat het ontploft. Wie mekaar verstaat en anticipeert hoeft niet te discussiëren noch beargumenteren. Te vaak wordt de angel eruit getrokken vooraleer je echt dat zoete pijnniveau bereikt. Daardoor wordt het je als luisteraar te makkelijk gemaakt om toch terug te grijpen naar de rijke catalogus van de groep – het origineel is altijd beter dan de kopie.
Radiohead wordt op ‘A moon shaped pool’ bijgevolg een eigen genre, en dat laat hen ietwat passé klinken.Zelfs dat past bij een band die hun grootste hit simpelweg uit de setlist schrapten. Laat je op dat vlak trouwens vooral niet beïnvloeden door de cynici. Wij waren erbij op Werchter 2008, ja, dat is in het poprockcircuit nog steeds een risico nemen.