Eén van de grote krachten van de Pixies was dat Kim Deal met een voluptueus nonchalante basgroove, een wellustig hese backing of een zinneprikkelend refrein een op zich al goed nummer plots kon omtoveren in een ronduit geweldige song. Dat de charmante opperbreeder in de embryonale fase van het ontstaansproces van ‘Indie Cindy’ reeds besliste op te stappen ervaren we dus duidelijk als een gemis. De allereerste postreüniesingle ‘Bagboy’ draagt evenwel nog onomwonden haar stempel en is wat ons betreft dan ook het absolute hoogtepunt van de plaat. Terwijl de groep al een goed halfjaar volhoudt dat de zangpartij die we te horen krijgen niet ontsproten is aan Deals stembanden, blijven we hieromtrent halsstarrig onze twijfels hebben. Indien toch zo, werden aan de knoppentafel alleszins met groot succes de meest ingenieuze truken bovengehaald om haar timbre zo goed mogelijk te benaderen.
Verder zijn de Pixies momenteel natuurlijk wat slachtoffer van hun weergaloze prestaties in het verleden waardoor ze nu met een ernstig relevantieprobleem te kampen hebben. In de jaren 80 stonden ze als pioniers mee aan de wieg van een intelligente alternatieve scene die de grenzen van de gitaarrock schijnbaar eindeloos openbraken. Ontelbare bands grepen de gecreëerde mogelijkheden met beide handen en verkenden sindsdien zowat alle hoeken van het spectrum. Het zorgt er onder andere voor dat hoewel de Pixies heden ten dage eigenlijk niet minder weerbarstig voor de dag komen dan voorheen, we er wegens gewenning nauwelijks nog van opkijken.
Dit alles neemt echter niet weg dat we ‘Indie Cindy’ in se zeker geen slecht album vinden. Wat immers wel nog present tekent, is de kunst om topzware hardrockriffs, meezingbare popmelodieën, disharmonische noisescapes en zonnige surfriedels tot een uitermate aanstekelijk geheel te smeden. Luister er bijvoorbeeld opener ‘What goes boom’ en het melancholische ‘Another toe in the ocean’ maar eens op na. De in de steek gelaten frontman Frank Black gromt en krijst de ene keer nog steeds als een dolle hond om dan weer hals over kop in zeemzoet gecroon of op de rand van het geobsedeerde balancerende declamaties te schieten. Ook nu slagen de Amerikanen er ten allen tijde in tegelijkertijd catchy en intens voor de dag te komen.
En valt er in feite ook wat nieuws te rapen, vraag je je af? Niet echt; het siert het viertal ergens wel dat ze de valkuil van een geforceerde poging tot innovatief voor de dag komen vakkundig ontwijken en louter brengen waar ze goed in zijn. Op de elektronische drumintro van ‘Bagboy’ en de oosterse gitaarprogressie op ‘Snakes’ na bevat de langspeler immers weinig verrassingen. De volle sound borduurt in wezen verder op die waar ze er indertijd bij ‘Trompe le monde’ mee ophielden, zij het dat de evolutie van 30 jaar studiotechniek niet te ontkennen valt. Deze verbeteringen maken dat Blacks vocalen zuiverder dan ooit worden weergegeven waardoor hij ironisch genoeg ongevormder en, ja, zelfs jonger klinkt dan vroeger.
Eerlijk gezegd zaten wij niet echt reikhalzend uit te kijken naar nieuw werk van de Pixies. Zeker na het vertrek van Kim Deal vormden zich in onze geest onvermijdelijk enkele zware bedenkingen. Nu ‘Indie Cindy’ er toch gekomen is en het resultaat na een zo onbevooroordeeld mogelijke beluistering best wel blijkt mee te vallen, kunnen we er evenwel enkel maar tevreden mee zijn.
De Pixies live aan het werk zien kan binnenkort onder andere in Hilvarenbeek (20.06, Best Kept Secret, info & tickets) en Werchter (05.07, Rock Werchter, info & tickets).
Album verdeeld door PIAS