OSEES overleeft stijlbreuk elfendertig moeiteloos op ‘SORCS 80’

door Kobe Rombouts

Kunnen de heren van OSEES op plaat nummer 29 nog verbazen? Is water nat? ‘SORCS 80’ werd aangekondigd als “een plaat zonder gitaren of synthesizers, maar met een volledig blazersorkest“. Uit diezelfde aankondiging: “What the fuck, right?“. Iets met zelfkennis en het begin van alle wijsheid, zeker?

Nieuwe richting of niet, opener ‘Look at the sky’ is 200% OSEES. Op nog geen tweeënhalve minuut doet het Californisch gepeupel waar ze het best in zijn: binnenvallen, de boel afbreken, inpakken en wegwezen. Qua trefzekerheid doet het nummer denken aan hun hardcore-album ‘A foul form’ uit 2022. Ook hier zijn de teksten ongegeneerd puberaal: “One, two, three, four / Look a the fucking sky / I don’t wanna live / I don’t wanna die“. Ziedaar de OSEES-poëtica in een notendop.

Maar goed, overleven de andere nummers de stijlbreuk? Jazeker. Hoewel OSEES zweert bij hun nieuwe aanpak, zijn ze nog altijd de band die je zo snel (en vurig) mogelijk in de moshpit wil krijgen. ‘Cochon d’argent’ is daar een schoolvoorbeeld van. De band lijkt er aan de haal te zijn gegaan met een berg elektronisch huisafval. Daar puurden ze dan een punknummer uit. Frontman John Dwyer blaft naar goede gewoonte als een rottweiler die ‘s morgens uraniumbrokken bij zijn ontbijt eet. Op plaat klinkt dat al vrij opwindend. Wacht maar tot hij het live zingt en tegelijkertijd zijn microfoon een vuige tong draait.

‘Cassis, Brutus & Judas’ is nog zo’n staaltje retro-futuristische weirdopunk. Het getoeter werkt ophitsend. Het tempo ligt dan weer moordend hoog. Hier begint zelfs de meest tere communicantenziel van te stuiteren. Naar goede gewoonte houden Dwyer en co ook van een stevige bad trip. ‘Drug city’ brengt je uit evenwicht met een ontregelende free jazz-finale. ‘Also the gorilla….’ grijpt dan weer terug naar een ander stokpaardje van de band: krautrock. De psychedelische sampleklanken frituren menig hersenpan. Het is vooral het bezwerende drumwerk dat ons in een wurggreep houdt. Ook ‘Lear’s ears’ is zo’n uiterst genietbaar krautbommetje. Bonuspuntje voor het streepje Mongoolse keelzang.

Klassieke OSEES-knallers? Ook aanwezig. Avontuurlijke vingeroefeningen om het spannend te houden? Absoluut. Dan rest er enkel nog de vraag wat ‘SORCS 80’ nog beter zou kunnen maken. Het is misschien een sullig argument, maar: de band heeft nu eenmaal straffere platen gemaakt. In het verleden klonk OSEES al strakker (‘Floating coffin’) luider (‘A weird exits’) en vollediger (‘Mutilator defeated at last’). Nummers als ‘Termination officer’ en ‘Blimp’ doen bijvoorbeeld niets verkeerds. Het is pas als je ze vergelijkt met vroeger werk dat ze wat mager uitvallen. Coole tempowissel op dat laatste nummer, dat wel.

‘SORCS 80’ is geen OSEES grand cru, maar wérkt wel. De dolgedraaide stijlbreuk landt moeiteloos en aan muilperen geen gebrek. Misschien wel het belangrijkste: de heren doen het nog even graag en houden van hun ambacht. Gitaar, blazersorkest of doedelzak: OSEES zal tot het eind der dagen onder de gordel blijven mikken.