Noem Naked Giants nooit meer eentonig. Moest de rammelrock van het Amerikaanse trio het op debuut ‘Sluff’ nog meer van energie dan variatie hebben, dan propt de band op opvolger ‘The shadow’ in elf nummers een veelvoud aan stijlen.
De groep uit Seattle gooit de grunge-erfenis van de stad nog verder van zich af. Lo-fi opener ‘Walk of doom’ rent zich verloren in punkriffs en heen en weer geschreeuw, ‘High school (Don’t like them)’ trekt de jasjes van The Ramones aan en ‘Take a chance’ sluit het openingstrio af met hoekige postpunkgitaren, subtiele elektronica en een knipoog naar ‘Changes’ van David Bowie. ‘Turns blue’ zorgt daarvoor voor een tempo- en stijlbreuk: de band waagt zich aan een groots aanzwellende shoegaze-trip die naar eigen zeggen geïnspireerd is door veel naar U2’s ‘The Joshua tree’ te luisteren op tournee (de band was voorprogramma én begeleidingsband van Car Seat Headrest).
Wat later laten ook ‘The ripper’ en afsluiter ‘When you sleep’ een gevoeliger kant horen, maar Naked Giants blijft hoorbaar beter in z’n vel wanneer ze à la Thee Oh Sees en Fuzz kunnen losgaan in het gitaargeweld van ‘(God damn!) What I am’, ‘Better not waste my time’ of het titelnummer. Zeker dat laatste lijkt met z’n schreeuwerige zang en zware effecten op de gitaarmuur haast een eerbetoon aan het werk van Ty Segall, Charles Moothart en Chad Ubovich. De naakte reuzen hebben nog steeds hun twijfels bij de overdaad aan informatie via onder meer het medium televisie, met ‘Television’ als opvolger van ‘TV’ vanop hun debuutplaat.
‘The shadow’ toont Naked Giants van z’n meest veelzijdige kant, en het maakt van het album een verrassende en onvoorstelbare luisterervaring. Het trio blijft trouw aan z’n garagerock-wortels – akoestische gitaarliedjes, jazz-experiment of synthesizers hoef je niet te verwachten. Dat het nog steeds mogelijk is om zonder die elementen een gevarieerde en originele rockplaat te maken, mag puristen hoopvol stemmen.