‘CHROMAKOPIA’ kwam uit het niets. De deadline verscheen plots op onze radar. En wij bleven ietwat beduusd achter. Alhoewel.. eerlijkheid gebiedt te zeggen: wij zijn verstrooide zielen en deze review belandde onterecht voor onbepaalde tijd op de achterbank van ons bewustzijn. Niet dat wij niet luisterden, onderdompelden, verdrónken in het nieuwe universum van Tyler, The Creator. De tekst diende gewoon nog uitgepuurd te worden. Excuses! Maar genoeg gezwam over het slagveld dat ons geheugen heet, laat ons beginnen bij de start.
Tyler, die het eerst op de bühne verscheen als commandant van ongeleide drone-zwerm Odd Future, buitelde uit een kast met ‘Flower boy’. Na jarenlange schenenschopperij baadde zijn muziek plots in de mateloze zonneschijn van Californië. Daarbij was het een uitermate geslaagde afslag die vriend en vijand verraste. Het daaropvolgende ‘IGOR’ kunnen we na een half decennium gerust in het hiphop pantheon der klassiekers plaatsen. Hiphop zou mateloos beïnvloed worden door de fantastische, gritty, lo-fi productie. Het clashen van concepten, de strijd tussen seventies gitaarfuzz en glimmende synths, zingen en niét kunnen zingen. ‘IGOR’ is een peilloos diep album dat tegelijk vol staat met genoeg hooks om de Schelde leeg te vissen.
Wat past er meer na zo’n klassieker dan een ouderwetse victory lap, het rondje met de vlag om de eigen sprintcapaciteit in de verf te zetten: ‘CALL ME IF YOU GET LOST’. Een obligate, maar verdiende tour aan borstklopperij. Goed, en toch niet éven goed. Achter die triptiek vat nu dus ‘CHROMAKOPIA’ plaats. Is Tyler een marathonloper of blijft het bij de explosieve sprint? Het album werd aangekondigd met marcherende soldaten, stampende percussie en een grote explosie.
Grote beloftes dus, en de gezette toon met opener ‘St. Chroma’ is duidelijk. Van achter het masker fluistert er opgepoft testosteron, de oude Tyler, de boze grootspraak. Daniel Caesar bezingt ongelofelijk soulvol het licht, dat van binnen komt, dat dient gevolgd te worden. Het geweer verandert van schouder. Het masker gaat al een eerste keer af: een weifelende, zelfbewuste Tyler verschijnt ten tonele. Deze dualiteit zal het hele album kleuren. Wat is écht? De troep peperdure auto’s in T.’s carport, of de open telefoontjes met zijn moeder? Verderop zwiert The Creator losjes met verwijten over fake friends en andere bloedzuigers (zoals in ‘Rah tah tah’ en ‘Thought I was dead’). Toch hangt die dualiteit, de mogelijkheid dat hij zelf geen haar beter is, over de volledige plaat. Het maakt de alledaagse snoeverij net iets interessanter dan op zijn vorige langspeler.
‘CHROMAKOPIA’ draagt in zijn titel ook een muzikale belofte. Die titel valt losjes uiteen in een Griekse etymologische basis: chroma (kleuren) en kopia (werken of vermoeid zijn). Die Grieken hadden duidelijk raak gekozen synoniemen. Onze opleiding in de klassieke kunsten is alweer even achter de rug. Dus neem dit gerust met enkele korrels Ionisch zeezout. Echter sluit de uitputting van kleur goed aan bij de cover. Ze wordt aangevuld met de plotse uitbarstingen, het werken van kleur, doorheen het album. Dualiteit met andere woorden. Of wanen we ons stilaan al te zeer diepgravende onderzoekers? Laat het ons gerust weten. Misschien zoeken we het te ver, en kunnen we dichter bij huis stilhouden met het Engelse chrome en copious, de uitbundige aanwezigheid van gelige tinten chroom, de hevige saturatie die zich doortrekt in elke hoek van de productie.
Hoe dan ook, ‘Noid’ vormt een eerste hoogtepunt, een uitgebreide verkenning van het twofaced thema. Die doortrekt zich volledig in de instrumental van het nummer. De track gaat van monochrome seventies hardrock samples uit Zambia (Ngozi Family!), tot sixties soul en diepe synthbassen. De flashbacks naar het beste van ‘IGOR’ flitsen voor onze ogen. Het is pure, paranoïde bliksem in een veel te klein flesje. Tyler performt er op z’n best (en die knipoog naar Flipp Dinero in de staart!). Het nummer wordt gevolgd door ‘Darling, I’, een veelkleurig pleidooi voor open, vrije liefde, niet bang voor de keerzijde van Tylers gebrek aan binding, in contrast met zijn ontboezeming dat op het eind van de rit enkel eerlijkheid van tel is. Allemaal goed en wel, maar de instrumental blijft net te lang aanzwengelen.
De draaimolen draait enkele ritjes te veel. Flashbacks naar de G-Force om 3u ‘s nachts op de Gentse Feesten vliegen ons om de oren. Het is een probleem dat wel vaker terugkeert, zoals op ‘Judge Judy’. Het vervelt zelfs tot groteske proporties op ‘Sticky’, de posse cut met hulp van GloRilla, Sexxy Red, Lil’ Wayne en Solange (!). Zoveel lyrisch talent, en toch is de helft van het nummer een eindeloos gedreun van het licht irritante refrein. Elke, toch wel voorname, gast mag slechts een paar zinnen toevoegen. Net als ze hun stuk voor stuk ijzersterke flow neerleggen, komt het refrein alweer om de hoek loeren. Wat een gemiste kans.
De persoonlijke ontboezemingen snijden echter diep op ‘Hey Jane’, een pingpong over een onverwachte zwangerschap. De woorden zijn rechtdoor, duidelijk, gaan Hemmingway-gewijs op het doel af. Ze bevatten toch meer nuances dan een gemiddelde think-piece in de blogosphere. Je voelt de mensen, ziet hun blikken, een kortfilm in vier minuten, een hoogtepunt in Tyler’s catalogus. Ook ‘Take your mask off’ vormt een prachtig, veelzijdig portret van quarter- en midlife crisissen, het leven van de Komomaan (shout-out neveneffecten fanboys) wordt duchtig gefileerd. De vastgeroeste volwassene wordt met de grond gelijk gemaakt. Tot Tyler zijn retourticketje presenteert om zijn eigen leven neer te sabelen. Andere mensen vakkundig en slim neerhalen is één zaak. Vervolgens jezelf de spiegel voorhouden en even ongenadig zijn, dat is enkel de strafste artiesten gegeven.
Los van al dat lyrisch geweld bouwt Tyler verder op zijn unieke, iconische sound. De drums klinken volledig plat geperst, op de best mogelijke manier. Verder zoemen de gitaren als een zwerm aardhommels en Daniel Caesar steekt meermaals prachtig van wal. De obscure samples worden opgestapeld, de gastartiesten voegen flair toe terwijl alles heel duidelijk van de hand van de creator blijft. Tyler geeft duidelijk aan dat hij zichzelf de beste vindt, op Kendrick na. Een correcte zelfkennis wat betreft goochelen met woorden, maar wij duiden graag met stip aan dat Tyler dé allerbeste beatproducer van dit decennium is. Luister gewoon naar het belachelijk uitbundige ‘Balloon’, waarin een Japanse jazzpop sample uit 1977 zorgt voor ons favoriet moment op het album. Het nummer is ware victory lap, die ons terug doet springen als tienjarige met een fris Game Boy-spel in de hand. Het is lachwekkend én ijzersterk tegelijk, puur plezier, inclusief de beste guestverse van de hele plaat dankzij Doecchi.
De plaat maakt de cirkel rond met ‘Find your way home’. We verwachtten titel- en conceptgewijs een finale ontboezeming, maar kregen enkel meer gestoef. Is dit dan toch het echte gezicht? De ‘CHROMAKOPIA’ chant wordt een laatste keer ingezet. En het besef komt toch terug dat het concept ietwat losjes aaneen hangt. Wat zich leek aan te kondigen als een doorgedreven conceptalbum, valt losjes uit wanneer de laatste noot uitgalmt. Hadden we meer verwacht? Niet echt, het is maar weinig artiesten gegeven om meerdere ultieme klassiekers te maken. Hadden we meer gehoopt? Stiekem wel.
Tyler, the creator blijft een unieke artiest in zijn generatie, die moeiteloos thuishoort in een rij standbeelden tussen Kendrick en Kanye. Al hebben we dat laatste standbeeld voorlopig in het bezemhok geplaatst until further notice. Onze verwachtingen zijn dus ook oneerlijk hoog. De gemiddelde big name rapper zou zijn gouden gebit te veil hebben voor ‘CHROMAKOPIA’. En op die manier beginnen wij alvast weer te reikhalzen richting de volgende langspeler van Tyler.