Tame Impala stuurt z’n zonen uit. Na Jay Watson (onder het pseudoniem GUM) en Nicholas Allbrook (Pond) is het nu de beurt aan Cameron Avery, live-bassist bij Tame Impala en medeoprichter van Pond, om zijn verborgen talenten aan de wereld te laten horen. “Jippie, weer wat leuke psychedelische rocktunes om ons warm te houden in afwachting van het volgende Pond-album!”, horen we iedereen die een hart heeft voor al het bovengenoemde al denken. Niets blijkt echter minder waar. We hadden het enkele zinnen geleden al over ‘verborgen talenten’, en dat resulteert op ‘Ripe dreams, pipe dreams’ in serieuze croonerpop met jazzinvloeden – even slikken voor wie zich aan meer speelse psychedelica had verwacht.
Als dit je eerste kennismaking met Cameron Avery’s solowerk is, zal het echter niet lang duren vooraleer je een eerste keer achterover valt. 22 seconden, om precies te zijn. Dat is het moment waarop Cam in opener ‘A time and place’ aan het zingen slaat. Hij beschikt over een betoverend laag en warm stemgeluid, waarvoor coaches van ‘The Voice’ ongetwijfeld hun meest vakkundige termen als ‘timbre’ en ‘grain’ vanonder het stof halen. Een stem die perfect past bij het genre dat hij op z’n eerste soloplaat brengt: rokerige, jazzy pop met soul-invloeden.
Op nummers als ‘Do you know me by heart’ en ‘Wasted on fidelity’ creëert Avery een duister neo noir-sfeertje met behulp van treurige strijker-arrangementen en bijhorende zang. Aanlokkelijk en filmisch, maar tegelijk met een hoog ‘parfumcommercial’ gehalte. De machoman die achterna gezeten wordt door de femme fatale, dat is zo’n beetje hoe de muziek te visualiseren valt en zijn clips dragen alleen maar bij tot deze gedachte. Hij moet qua dandygehalte niet onderdoen voor z’n vriendjes Alex Turner en Miles Kane
Het is echter niet zo dat er op ‘Ripe dreams, pipe dreams’ geen oerdegelijke nummers staan. Neem nu ‘Dance with me’, met een leuke western-vibe en bijhorende gitaarsolo die ons tegelijk aan Johnny Cash en Nick Cave doet denken. Het is zo’n nummer dat rechtstreeks afkomstig lijkt uit een rokerig cafeetje waar coole mensen coole dingen zeggen. Hetzelfde geldt voor het bedrieglijk simpele ‘Whoever said gambling’s for suckers’, dat steunt op een vettig baslijntje, een droge, lijzige drumpartij, een gospelkoor en Cameron’s spoken word. De ideale soundtrack voor een hypnotiserend potje Russische roulette (of ganzenbord, zo je wil) in de saloon.
Helaas verzuimt Cameron het om af en toe eens buiten de lijntjes te kleuren, want alle nummers volgen het vertrouwde bigband pop-patroon. ‘Big town girl’ opent wel met een mooie orgel-gitaarharmonie, om daarna alsnog te vervallen in de weinig verrassende pop die nagenoeg het hele album kenmerkt. Op ‘C’est toi’ toont Avery voor de zoveelste keer dat hij weet hoe een radiohitje in mekaar steekt: het soulvolle karakter gaat gepaard met een verdomd aanstekelijk refrein vol sentiment, mede bewerkstelligd door clichématige piano- en strijkerstonen en natuurlijk zijn indrukwekkende stem.
Cameron Avery slaagt erin een dreigende neo-noir-sfeer te creëren vol elegante dames en romantisch kaarslicht. Talent en techniciteit heeft de Tame Impala-bassist duidelijk te over, maar dat gaat op ‘Ripe dreams, pipe dreams’ niet gepaard met een aanzienlijke dosis originaliteit. Niet moeilijk doen heeft natuurlijk ook z’n charmes. Nu rest er ons slechts één vraag: wie wordt de volgende Perth-bewoner die met een soloalbum uitpakt?
Op 19 april komt Cameron Avery de Botanique inpakken met z’n innemende stem. Info en tickets daarvoor vind je op de website van de zaal.