Het is niet evident om iets te schrijven over muziek waarvan de maker expliciet vraagt dat niet te doen, zeker niet als er op het internet geen spoor te vinden is van de man in kwestie. Na grondige research ontdekten we echter dat Joey Agresta wel degelijk al muziek uitbracht, zij het onder pseudoniemen als Joey Pizza Slice, Son of Salami en Salami Jr. De donkere, experimentele en vaak absurde pizza-lofi moet op zijn eerste langspeler onder eigen naam plaatsmaken voor een meer persoonlijke sound. Dat nemen we hem absoluut niet kwalijk, want op ‘Let’s not talk about music’ lijkt het wel alsof Agresta een muzikale therapie kon gebruiken.
Een eerste tegenslag is reeds terug te vinden op de albumcover, waar de junk shop-verkoper prijkt met een Bernie Sanders-shirt. Je weet wel; die charmante opa die met desastreuse gevolgen geringeloord werd door zijn eigen partij. Een tegenslag, omdat Agresta reeds ‘A win song for Bernie’ geschreven had. Deze opener van het album is een instrumentale synthsong die net als Sanders ingetogen en heroïsch tegelijk klinkt, hoopvol maar ook lichtjes melancholisch. Het had mooi geweest om de democratische socialist op deze tonen zijn eed te zien afleggen voor het Witte Huis.
Onder begeleiding van de melancholische lofi-gitaren van ‘Don’t be sad’ komen we vervolgens te weten dat Joey zijn geliefde vaarwel heeft gezegd. Dat valt hem bijzonder zwaar, en bijgevolg spreekt de titel van ‘I feel like shit and I want to die’ voor zich – het vrolijk klinkende refrein herbergt een oerknal van ironie. “Als hij zich zo slecht voelt, waarom heeft hij het dan gedaan gemaakt?” zou je denken, maar in ‘More than you know’ komen we te weten dat hij gevoelens heeft voor een ander. De onorthodoxe liefdesverklaring (“When I see you, my eyeballs explode, (…) I’m going insane, (…) I love you more than you know”) bevestigt wat het speelse ‘Baby girl’ reeds deed vermoeden.
Joeys nieuwe verliefdheid blijkt helaas geen zegen. Zo smacht hij in het sixties-achtige ‘I won’t give up’ tevergeefs naar de liefde van zijn droomvrouw, en lijkt hij doorheen ‘I dream of love’ ook zelf te beseffen dat het hem geen goed doet (“I dream of love, haunts me every day, everywhere i go”). Met melancholische synthriedels tracht hij de leegte in zijn hart op te vullen. Het is pas tijdens het prachtige ‘I see a light’ dat de hoop weer onverwacht hoog opflakkert, en dat doet hem in afsluiter ‘I want to live again’ tot een opluchtende conclusie komen. Mijmerend over 80’s synthesizers heen beseft hij dat er een antwoord op zijn depressie moet zijn, en spreekt hij de woorden uit die we allemaal wilden horen: “I no longer want to die, I want to live again“. Het antwoord op zijn depressie? “I got so much love for you, it’s a beautiful day“. Hartverscheurend mooi.
Het is wel vaker zo dat de miserie van een artiest leidt tot bloedmooie albums; denk aan Nick Cave’s ‘Skeleton tree’, Bright Eyes’ ‘Fevers and mirrors’ of Mount Eerie’s ‘A crow looked at me’. ‘Let’s not talk about music’ past thematisch in dat rijtje, al brengt Joey Agresta zijn verhaal muzikaal veel lichtvoetiger dan voorgenoemde voorbeelden. Met lofi die de balans tussen melancholisch en opgewekt opzoekt verhult hij zijn trieste zielenroersels, iets wat wel degelijk helend lijkt te werken gezien de afloop van het album. Misschien is het goed dat een verhaal over depressie een keer niet hypertriest wordt voorgesteld, maar met ruimte voor hoop en ironie. Want soms moeten we toch eens met onze eigen miserie kunnen lachen, he.