De voorbije jaren heeft Jessy Lanza een hoeksteentje van eigenaardige maar zeer aanstekelijke synthpop en alternatieve r&b uitgekerfd en het zich eigen gemaakt. Er is niemand die tegenwoordig maar een beetje zoals haar klinkt, en ook de spacey beats achter haar nummers zijn volledig van haar. Dat geeft haar de ruimte om haar horizonten weer te verleggen. Op haar derde album klinkt ze intiemer en sensueler zonder daarbij te vervallen in clichés.
Lanza’s fraaie productiekunsten zijn al sinds haar debuut één van haar speerpunten geweest. Meer dan daarvoor lijkt ze spelenderwijs nostalgische collages aan elkaar te lijmen op basis van typisch Britse clubbeats gaande van footwork en UK bass tot zelfs een streepje minimal techno (‘Over and over’). Het album omvat evenwel een zomers sensueel goudgeel randje dat zou kunnen komen van Lanza’s recente verhuis naar de westkust.
Ondanks de veelheid aan genrevermeningen die op het album te vinden zijn, blijkt het kleurenpalet bijzonder samenhangend en de manier waarop Lanza van nummer naar nummer dartelt fraai te zijn. Zo voelt ‘Lick in heaven’ als de uitgelezen gelegenheid voor een weelderig ongegeneerd danspartijtje op bed – iets waar de figuranten in de bijbehorende videoclip tijdens een gefabriceerde tv-ochtendshow reeds een voorbeeld van lijken te geven. Elders lijkt ‘Alexander’ een op het lijf geschreven nummer te zijn voor tijdens een avondje karaoke met je eigen bubbel.
Ze geeft – net zoals Erika De Casier vorig jaar – een andere, meer ingetogen kijk op het terugbrengen van typische jaren tachtig en negentig synthpop en r&b. In tegenstelling tot de vrij bombastische retro-platen van Dua Lipa of The Weeknd, vindt Lanza rust tussen haar vier muren die al eens tekenen kunnen vertonen van enkele glitches. Het liefdesverdriet dat ze op ‘Ice creamy’ tracht te verwerken, krijgt een andere wending dankzij de gepitchte dan wel verdraaide vocals. Daartegenover weerklinkt haar stem kristalhelder wanneer ze haar verlangen naar liefde uit in ‘Badly’ of het glossy ‘Baby love’. En zo werkt Lanza constant in contrasten; haar beats klinken grauw en metaalachtig terwijl elk nummer gebruik maakt van kleurrijke glinsterende synthesizers. Ze zijn zowel dansbaar als verleidelijk terwijl haar stem en de aard van haar teksten intimiteit en vertrouwelijkheid oproepen. Dit maakt dat haar nummers zowel in een clubsfeer als tijdens een knus slaapfeestje zouden kunnen werken.
Op haar derde plaat zoekt Jessy Lanza met haar vrij kenmerkende melancholieke stemgeluid en fijnmazige productie nieuwe mogelijkheden op om de luisteraar naar zich toe te trekken. Ze gebruikt daarvoor een mengeling van de eerder vertrouwelijke aanpak die ze op haar debuut hanteerde met de campy beats die ‘Oh no’ zoveel kleur gaven. Dat komt bij opener ‘Anyone around’ meteen tot uiting komt en zich verder zal wortelen doorheen de rest van het album.