Wanneer iji-frontman Zach Burba over “the radio these days” zingt op ‘Hard 2 wait’ kan je niet naast de vergelijking met Destroyers ‘Kaputt’ en de nostalgische lyrics over Melody Maker en NME. Vooral de zang van Burba doet bij momenten heel erg denken aan die van Dan Bejar, dankzij een gelijkaardige zagerige, half-pratende en lichtjes nerveuze stijl, naast eenzelfde diepe toon. Daarnaast roept ook de instrumentatie herinneringen aan die plaat op. Die is hier ook heel rijk en wordt net zo ingehouden uitgespeeld (dat is overigens niet meer het geval op Destroyers nieuwe single ‘Poison heart’).
Toch heeft iji een heel ander doel. Tags als “free love”, “peace music” of “truck” en songtitels ‘Cruisin USA’ en ‘Parking lot palms’ verraden al heel veel. De muziek doet je namelijk dromen van roadtrips door de Verenigde Staten – in de stijl van Sufjans ‘Chicago’ – en een vrije wereld zonder al te veel verplichtingen en het donkere randje van ‘On the road’. De liedjes hun gemoedelijke sfeer en het voortkabbelende tempo passen ook perfect in dit plaatje: ze zijn het toonbeeld van onthaasting. Of Burba en co zelf dat ideale leven lijden, weten we niet, maar de jongens en meisjes slagen er alvast perfect in zo’n paradijselijke sfeer op te roepen. Op het freaky maar plezante ‘Something else’ na is ‘Whatever will happen’ een gelukkig, easy-going en zomers album. De violen op ‘Hard 2 wait’ swingen bijna, in ‘Parking lot palms’ met dreamy Fleetwood Mac-intro fladderen vlinders hevig in Burba’s buik en een drastische geluidsswitch in ‘Eastern beach’ laat de meest bevrijde gitaarklanken horen.
Hier en daar hoor je wel een vleugje melancholie voorbij vliegen. Die is echter meestal van de gelukzalige soort, zoals in het naïeve, met heerlijke gitaren en Granduciel-schreeuwtje gestoffeerde ‘Bound 2 glory’ waarin het luidt “There was a time when all you had to do was sing”. Daarnaast wordt de sfeer nooit te gemakkelijk, wat bijvoorbeeld wordt bewezen in de verstrooide psychoutro van ‘All the light’ met saxofoon en donderende soundscapegeluiden, de lawaaierige viool in ‘Eastern beach’ of de alomtegenwoordige, bizarre samples van wat wel tv-programma’s lijken.
Daardoor vindt iji hier de juiste balans tussen experimenteel en poppy, op een quasi-perfecte ode aan het perfecte leven. Laat ons hopen dat niet alleen de sound Destroyer-vergelijkingen naar boven brengt, maar dat Zach Burba met zijn twaalfde langspeler net zo’n late doorbraak mag beleven als Dan Bejar vier jaar geleden.