“Al toen ik een tiener was zocht ik naar een band die al de grenzen van de muziek vernietigde.” Soort zoekt soort, zo blijkt. Gautier Serre, ook wel bekend als Igorrr, is één van de weinige artiesten die je eerder beschreven zal zien met een kunststroming, ongeveer dadaïsme, dan een genre. Denk aan een mengeling van alle soorten metal bestrooid met breakbeats, operazang, extreme tempovariatie en hier en daar een sample van een geit. Let op, dat is een poging tot een omschrijving. De stijl van Igorrr is uniek van de aard dat een aangestelde biograaf zich nog liever van het hoogste gebouw in omliggende zone zou smijten.
Op ‘Spirituality and distortion’, de vierde telg in Serres discografie, zoekt de fransman Oosterse oorden op. De opener ‘Downgrade desert’ begint dan ook met een intieme passage van een oud, ofwel een arabische gitaar, die een minuut later overslaat in een rigide metalversie van datzelfde eerdere stukje. Later in het nummer vinden we een opera-achtige zangpartij die doet denken aan Simone Simons van Epica. Zelfs als je weinig van het Latijnse engelenzang begrijpt, dan nog is het een streling van het oor. Dezelfde soort zang komt later op het album nog terug in onder andere ‘Hollow tree’, ‘Himalaya massive ritual’ en ‘Barocco satani’. Met alleen deze nummers zou de plaat een meer dan geslaagde soundtrack kunnen zijn voor een metalopera van De goddelijke komedie van Dante Alighieri.
Bij een eerste luistersessie zou je na de opener denken dat het album voornamelijk symfonische metal is, maar schijn bedriegt. Ze wordt met ‘Nervous waltz’ gevolgd met een metalwaltz die naar het einde toe uitmondt in een mix van breakcore en chiptune. De breaks zetten zich daarna probleemloos voort in ‘Very noise’, de eerste single van het album en een schoolvoorbeeld van hoe je nooit kunt voorspellen wat je te wachten staat op een Igorr-plaat. Op deze single toont Serre hoe snelle gitaarriffs moeiteloos combineerbaar zijn met harde core. Het is een geconcentreerde rapsodie van stijlen dat geen enkel mens met een rave-instinct bewegingsloos laat.
Op de single ‘Parpaing’ toont Igorr zijn liefde voor deathmetal. Er wordt dan ook samengewerkt met niemand minder dan George “Corpsegrinder” Fisher, ook wel gekend als de zanger van Cannibal Corpse. Fanatiekelingen van het genre zullen bij het opmerken van deze samenwerking een ongekende uitbarsting van enthousiasme hebben gekregen. Ook voor niet-liefhebbers van deze soort muziek is de single welgekomen. Serre’s appreciatie voor chiptunemuziek komt later in ‘Parpaing’ ook weer tevoorschijn. We zaten niet per sé te wachten op Fisher die growlet op de tonen van coregeladen gameboymuziek, maar het wordt zeker op prijs gesteld. Net wanneer de zware deathmetal de bassen van uw speakers optimaal getest hebben, toont Igorr op ‘Musette Maximum’ dat hij zichzelf ook niet al te serieus neemt. Bovenop een laag van basdrums aan het tempo van 450 beats per minute luidt een happy, opgewekte accordeonsolo. Gautier Serre is, en blijft natuurlijk een Fransman.
Op ‘Lost in introspection’ toont Serre dat hij een meer dan competente pianist is. Het is een symfonische parel waar zelfs Klara zou voor openstaan. Voornamelijk op de eerste helft van de track, de metaltendens is nooit ver te zoeken en duikt in de tweede helft nadrukkelijker op. Opmerkelijk zijn de tempo en het type drums in het nummer. Net wanneer je denkt dat er nog niet genoeg stijlen de revue gepasseerd zijn, wordt de piano ondersteund door een drum-and-bassriff. Het nummer ‘Paranoid bulldozer Italiano’ is dan weer een compositie die de hele plaat samenvat. We vinden er metal, core, breaks, growling en de koorgezangen die zich al op het hele album prominent maken. Igorr slaagt er in om tegelijk een deftige reeks aan tendensen te verwerken en toch continu te variëren.
Van alle nummers die de hoge operazang verwerken is ‘Barocco satani’ de uitschieter. De track opent met een schijnbaar keltische vioolsolo, gevolgd door de Latijnse vocals begeleid door een klavecimbel. De titel liegt er niet om. Mocht er een orkest werkelijk uit de hel ontspringen en muziek uitbrengen, dan zou dit nummer een magnum opus in hun discografie zijn. Ook hier moeten we weer denken aan Dante. Het is alsof hij met een mp3-speler de zeven cirkels van de hel doorkruist en Sarre de soundtrack aflevert. Eindigen doet het album met het heerlijk getitelde ‘Kung-fu chèvre’. Net zoals ‘Musette maximum’ is het speedmetal gemengd met frenchcore. Nooit gedacht zo hard te feesten op accordeonmuziek en, jazeker, het nummer eindigt met een stukje funk. Geen enkel genre ontsnapt aan de grip van Igorrr.
‘Sprituality and distortion’ is een goed voorbeeld van een album waar de grens tussen muziek en abstracte kunst flinterdun wordt. Ze eist je aandacht volledig op en nodigt je uit om vreugdedansjes te placeren en vlak daarna om plantenpotten tegen de muur kapot te smijten. Het is in de eerste plaats grotendeels een metalalbum, maar die beschrijving is dan weer kort door de bocht. Het album heeft meer dan genoeg kwaliteit om zowel metalheads, als ravers, als zelfs elitaire operabewonderaars te behagen. Opvallend genoeg staat Igorrr bij het grote publiek bekend als de man die zijn kippen sonata’s laat spelen op Youtube. Het treft, krankzinnigheid en genialiteit staan nooit ver van elkaar. Als deze laatste telg in Gautier Serre’s discografie niet één van de beste albums van het jaar is, dan is het minstens één van de meest gedurfde.