De pandemie zorgt voor vele dingen. Het afgelopen anderhalf jaar was dat voor Meg Duffy vooral introspectie. Verplicht thuis zitten en quasi op non-actief zetten, zet een muzikant aan het denken. Duffy ging in therapie. De bedenkingen die die daar maakte vormen de ruggengraad van nieuwe plaat ‘Fun house’. Een album dat overigens wordt verrijkt met meer electronica- en popinvloeden en gelaagder klinkt dan ooit.
Veel valt daarbij te danken aan Sasami (Ashworth) en Kyle Thomas (alias King Tuff), bij wie Duffy sinds april vorig jaar mee samen woont. De twee waren in de beginperiode druk bezig met zélf nieuwe muziek te maken waarbij Duffy eerder de achtergrond opzocht. Tot die het na enige tijd ook voelde kriebelen om muziek op te nemen. Hoewel uitgebracht onder Duffy’s alias, bracht het trio begin dit jaar een eptje ‘Dirt’ uit. Het liet Duffy het ondiepe water testen om thuis in een ontspannen en vertrouwde omgeving muziek te maken. Dat smaakte naar meer. “…I didn’t have to leave my house to make the record I wanted to make. That was also really grounding for me, being home.“, liet die al opmerken in een interview. Vorige plaat ‘placeholder‘ schreef die namelijk tussen twee tournees met Kevin Morby door.
De twee huisgenoten overtuigden hen evenwel om het album aan toe te vertrouwen wat betreft producing en engineering. Uiteraard blijven de karakteristieke americana-vocals van Duffy bewaard. Het is echter in de arrangementen waar de muziek een bocht linksaf maakt. Dat valt van meet af aan op bij opener ‘More than love’ met opzwepende percussie. Ook op ‘Aquamarine’ is dat het geval. Duffy wijdt er vrij cryptisch uit over enkele familiale relaties op de klippen zijn gelopen. Het is één van de vele terugblikken die die doet naar vroeger, hun kindertijd etc. Zo zien we hen evenwel diep graven in treurige herinneringen op ‘Graves’, ‘Concrete & flowers’ of ‘Clean air’ waarin schijnbaar wordt verwezen naar het overlijden van hun moeder.
Toch bevat het album niet enkel hartzeer. Althans, verwerking is niet zozeer de focus. Het gaat eerder over dat Duffy die dingen op het album, in hun muziek durft uitspreken. Hun zelfvertrouwen is over de jaren heen zo gegroeid dat dat op ‘Fun house’ mogelijk is. Desalniettemin lijkt de artiest nog steeds in bepaalde mate met zichzelf te worstelen. “I had spent so much of my life in scarcity and longing for something, feeling like there’s not really a difference between having it all and having nothing,” verklaart Duffy in een interview. “We always want to be seen and heard and understood. But me fixating on not being seen is actually blocking my view from seeing that person, too.”
Dat heen-en-weer-gesleur in combinatie met de anekdotische manier van verhaalvertelling in hun nummers van vroeger, geeft het album toch ergens een donker randje. Naast hun huisgenoten vinden we bovendien Perfume Genius terug in de credits. We horen de twee een prachtig duet uitvoeren op ‘Just to hear you’. Op het daaropvolgende nummer, verzorgt de man eveneens enkele zanglijnen. De meerstemmigheden en de samenwerkingen, maar evenwel de gelaagdheid van hun muziek krijgt hierdoor quasi een nieuwe dimensie. ‘False start’ en ‘Clean air’ klinken door zijn strijkers, eveneens een relatief nieuw element, grotesk en huiselijk tegelijkertijd. ‘Control’ bevat dan weer enkele blazers.
De eerder gemakkelijk verteerbare indiefolk die zich op Meg Duffy’s vorige album tentoon spreidde, wordt ditmaal tegemoet gekomen door de warme invloeden die Ashworth en Thomas bijdragen. Daarenboven zien we Duffy integer terugblikken op enkele levensbepalende momenten in hun leven. De pandemie heeft hen echter goed gedaan. Hand Habits klonk nog nooit zo expansief en de kantjes opzoekend – en dat juichen we graag toe.