Na enkele turbulente maanden en jaren die haar leven bedreigde, besloot Hasley alles op alles te zetten met een conceptalbum ‘The great impersonator’ waarbij ze al haar muzikale helden eerde. Zowel mentaal als fysiek vechtend tegen de notie dat haar eigen mortaliteit op het spel stond, zou dit het werk zijn geweest dat haar als artiest én persoon dient te definiëren. Maar het werd meer dan dat; een hartverscheurend popopera.
Halsey schreef het album in een turbulente periode waarin ze te maken kreeg met postpartumdepressie, leukemie, lupus en een T-cel lymfoproliferatieve stoornis onzeker of ze wel het einde van de brug zou halen. De titel en het concept van het album kwamen dan ook voor uit het gevoel alsof ze een imitator van zichzelf was geworden. Aan de oppervlakte is het album een ode aan de artiesten die van haar gemaakt en gevormd hebben wie ze zelf is als songwriter en artieste. Op haar socials vermarkte ze het album dan ook op een zeer knappe manier waar ze in de kroop van onder meer Joni Mitchell, Stevie Nicks, Brittney Spears, Björk, Fiona Apple en Bruce Springsteen. Echter, laat Halsey niets onbesproken op het album waarbij haar eigen sterfelijkheid centraal staat.
De popzangeres vat het album aan met een zes minuten durende psychedelische folktrip. ‘Only living girl in LA’ zet meteen de toon en verhaallijn neer die door de hele plaat schemert. Ze denkt na over het idee van haar eigen begrafenis, haar muzikale erfenis en waarin ze ontsnapt van haar self-sabotaging zelve. De track werd trouwens niet toevallig met Marily Monroe in het achterhoofd geschreven. Het nummer wordt gevolgd door ‘Ego’ en het grungey ‘Dog years’ waarmee ze haar eigen muzikale opvoeding via PJ Harvey en Dolores O’Riordan op een knappe wijze uit de doeken doet.
Het album zet – zeker in de nasleep van de dood van voormalig 1 Direction-lid Liam Payne – aan het denken. “Do you think they’d laugh at how I die? / Or take a photo of my family in the lobby“, klinkt het bijvoorbeeld bijzonder bruut in de openingstrack. Halsey voelde zich compleet losgerukt van zichzelf als artieste waarbij het – in the process – een stuk van haar privéleven en mentaal welzijn vernietigde. Artiesten zoals, recent de meest uitgesproken, Chapell Roan die hun grenzen aangeven, worden anderzijds nog steeds (online) op de brandstapel gegooid. Mensen, fans, critici hebben steeds een bepaald beeld van artiesten in hun hoofd. Wanneer je je daar aan overgeeft, zo geeft Halsey toe, verlies je de grip op wie je echt bent.
Haar sterfelijkheid onderschrijft ze in het album verder via drie ‘Letters to god’. Ze weven in se op een mooie manier het album tot één, alomvattend geheel. Het zijn korte, vrij lo-fi interludes die Halsey’s veranderende gedachtegangen over haar ziekte omkapeselen. De meest vattende is de laatste waarbij ze samen met haar zoontje God of “wie je ook bent” smeekt om hulp. Het is één van de catharische momenten op het album waar eigenlijk nooit loutering komt.
Op het door Joni Mitchell geïnspireerde ‘The End’ zingt ze over het eindelijk vinden van onvoorwaardelijke liefde (haar zoontje) terwijl ze op haar zwakst is. Maar op ‘Life of the spider (draft)’, een verwoestende one-take op piano en zang, ontleedt ze het gevoel dat haar ziekte haar tot geen greintje reduceerde… nauwelijks een spin in een badkamer. Of hoe hard “I promise that I’m fine / But then I redesign / And put myself together like some little Frankenstein” er in hakt in de titeltrack.
‘The great impersonator’ is een complex conceptalbum waarbij de oneffenheden van haar eigen menselijkheid – en het mogelijk einde daarvan – in het middelpunt staat. Vind Halsey het warme water uit met dit album? Nee, maar dat was ook nooit de bedoeling. De artieste weet via, en opgedragen aan, muzikale grootheden haar eigen verhaal te doen. En ondanks het spinnenweb aan genres, voelt het album gevat en samenhangend. Moest Halsey nooit meer muziek maken, dan mag ze met dit album zeker terugkijken op een fraai uiteengezet conceptalbum.