Op de eerste vinyldrukken van ‘Reservoir’ stonden nummers uit de nieuwste Queens of the Stone Age-plaat op de b-kant. Dat was uiteraard een foutje van de firma. “I anticipate either people won’t notice or they’ll appreciate the dynamic shift”, grapte Gordi zelf sympathiek in een statement. Uiteindelijk werd voor de release van haar eersteling op Jagjaguwar alles in orde gebracht. Al was zo’n dynamic shift op ‘Reservoir’ anders niet meteen een slecht idee. De traag opbouwende songs weten namelijk niet de volle vijftig minuten onze aandacht vast te houden.
Bon Iver is duidelijk Sophie Paytens voornaamste inspiratiebron. Dat hoeft niet te verbazen: vorig jaar bracht ze nog een cover uit van ‘00000 million’, de afsluiter van Justin Vernons laatste plaat. Ook komt Bon Iver-bandlid S. Carey even piepen op het nummer ‘I’m done’. De Australische artieste gebruikt voor haar liedjes dezelfde ingrediënten als Vernon op ’22, a million’. Doorheen de elf nummers op haar debuut speelt Payten met allerhande stemvervormingen bovenop akoestische gitaren en piano, aangedikt met elektronica. In tegenstelling tot Vernon wordt het geëxperimenteer hier ingedamd en opteert ze voor een meer radiovriendelijke aanpak.
Die toegevoegde elektronica is echter niet altijd complementair met de introspectie die Payten doorheen ‘Reservoir’ tentoonstelt. Haar elegante stem gaat vaak verloren in lagen en manipulaties. Daarnaast zijn de tragere passages doorspekt met expansieve elektronische klanktapijten die zelden een toegevoegde waarde bieden. Gordi lijkt die elementen te willen benadrukken om er ruimte mee te creëren, maar al te vaak halen ze de emotionele kracht van de liedjes eerder onderuit. Zo wordt bijvoorbeeld ‘Heaven I know’, waarin Sophie over de teloorgang van een vriendschap zingt, door theatrale toenemende instrumentatie en overbodige autotune (“asceeending, asceending up”) omgetoverd tot iets bijna potsierlijks. De meer terughoudende nummers ‘Bitter end’ en ‘Myriad’ slagen dan veel beter in het overbrengen van oprechtheid. Ze klinken eveneens rijk, zij het op een meer stijlvolle manier.
Op ‘Reservoir’ mijmert Payten vooral over stukgelopen relaties, verliezen en verlangens, al is het album meer dan twijfel en neerslachtige reflecties alleen. Op de opener ‘Long way’ geeft Gordi fluisterend een hart onder de riem (“just take a breath, I know you’ll get there”). ‘On my side’ behoudt in z’n tekst Sophie’s meandere verlangens, al staan ze in contrast met een toegankelijkere verpakking. Het is een stijlbreuk met de andere liedjes, niettemin zorgt de artieste ermee wel voor een van de meer memorabele momenten op de plaat. ‘All the light we cannot see’ en ‘Can we work it out’ (een nummer dat eerder verscheen op haar ‘Clever disguise’-ep) zijn trager maar hebben op eenzelfde manier een optimistische ondertoon.
‘Reservoir’ is naast een meditatie over twijfels eveneens een vorm van zelfreflectie. Sophie groeide op in Canowindra, op het Australische platteland. Een deftige school vond ze driehonderd kilometer verder in Sydney. Daar leefde ze vooral samen met anderen, eerst op kostscholen, later in universiteitsslaapzalen. In een drukke omgeving waar je bijna constant omringd wordt door het geroezemoes van andere mensen is het soms moeilijk om gehoord te worden. Dat gevoel brengt Gordi over op ‘Reservoir’. Payten heeft een rijke stem en klinkt oprecht. Helaas halen overbodige instrumentale uithalen en effecten veelal de bovenhand, waardoor ze zelden echt weet te beklijven.
Gordi verzorgt op 18 november het voorprogramma van Àsgeir in Muziekcentrum TRIX (info & tickets).