Field Music is een boom met veel vertakkingen. Dat geldt niet alleen voor hun songs die vaak heerlijk alle kanten uitschieten, maar ook voor de formatie zelf. De spil in ons verhaal is de band Field Music zelf, het monsterverbond tussen de broers Peter en David Brewis. Vijf platen staan er al op hun actief. De laatste, het doorwrochte en terecht bejubelde ‘Plumb’, dateert alweer uit 2012. Tussendoor waagden de broers zich vorig jaar onder dezelfde nom de plume aan een film score voor het stille ‘Drifters’ van John Grierson. In hetzelfde jaar schaarden de broers zich achter het debuut van Slug, het soloproject van hun voormalige bassist Ian Black. Een jaar eerder bracht David Brewis de tweede plaat uit van zijn solo-uitspatting, School of Language. Het was een autobiografische parel. Peter ging voor zijn soloworp, ‘The week that was’ (2008), dan weer een stuk analytischer te werk. Het was net geen prog. Deze output lijkt heterogener dan hij is. Onderkoelde funk, met intelligente wendingetjes en deconstructivistische trekjes, is steeds de rode draad. ‘Commontime’ blijft uit hetzelfde vaatje tappen en is het (inmiddels kwaliteits)label Field Music waardig. Niks nieuws onder de zon? Toch wel: er is sprake van een kleine accentverschuiving, die ons – eerlijk is eerlijk – lichtjes enerveert.
Soms besef je pas waarom je een band zo goed vindt wanneer ze hetgeen hen uniek maakt achterwege laten. Zo kiest Field Music ervoor om op ‘Commontime’ de grillige hoeken van hun sound glad te vijlen. David Brewis zette nog een foto van het Bauhaus op de hoes van zijn laatste School of Language-plaat, terwijl de tegendraadse geometrie nu plaats moet maken voor behaaglijke ornamenten. Om een andere kunststroming erbij te halen: de kubistische ritmes zijn bij het grof vuil gezet. Luchtig moest de nieuwe plaat blijkbaar worden. Dus zetten de broertjes Brewis een gekke bril op in de clip van ‘The noisy days are over’ en mag het allemaal iets makkelijker in het gehoor liggen. Een switch naar meer toegankelijkheid hoeft op zich geen probleem te zijn, maar zodra “makkelijk” synoniem wordt voor “saai” haken we af. Vooral naar het einde van de plaat toe wordt het verdraaid moeilijk een geeuwtje te onderdrukken. Deed ‘Measure’ (2010) je nog op het puntje van je stoel zitten, dan doet ‘Commontime’, dat haast een kwartier korter is, je bijwijlen op diezelfde stoel in slaap dommelen.
We stellen de zaken nu misschien iets te scherp. De broers weten nog steeds hoe ze een intelligente popsong in elkaar moeten boksen. De arrangementen zijn tof en de combinatie van Talking Heads met Britse onderkoeldheid werkt bij momenten nog steeds aanstekelijk. Bovendien klonk de band nog nooit zo eighties, waardoor ze perfect meesurfen op de revivalgolf van dat “decennium van de kitsch”, die tegenwoordig gezapig over het muzieklandschap rolt. Een smet op hun blazoen is ‘Commontime’ niet, het kunststuk dat aantoont waarom Field Music nu ook alweer zo’n spannende groep is, helaas ook niet.
Field Music website
Album verschenen bij V2.